Interactieve toets bij Schrijven voor (multi)media
Hier vindt u de interactieve toets bij Schrijven voor (multi)media van Piet Kaashoek en Michel Simons.
Kies het juiste antwoord.
Kies het juiste antwoord.
-
Wat verstaat Van Driel onder het acroniem ARIAA in het gelijknamige patroon?
- A = Amusement; R = Reactie; I = Informatie; A = Adressant; A = Automatisch
- A = Amusing; R = Reaction; I = Information; A = Address; A = Automation
- A = Amazement; R = Resistance; I = Imitation; A = Authenticity; A = Acceptance
- A = Assumption; R = Restriction; I = Infotainment; A = Acceptance; A = Aspiration
-
Welk hoofdbezwaar voert Van Driel aan tegen de houding van webeditors die menen dat tekst reviseren volstaat?
- Het blijft de vraag hoe sterk de informatieoverdracht via het web zal zijn.
- Het blijft een vraag hoe snel de plaatjes door de browser worden geopend.
- Het blijft de vraag wat de beste plaats is van tekst op het web.
- Het blijft een vraag welke browser en welk systeem (Windows/Unix/Linux) tekst weergeeft.
-
Welke drie hoofdvragen dienen schrijvers zich volgens Van Noppen / Gerards te stellen?
- Vraag 1: Op welke wijze schrijf ik?, vraag 2: Waarover wil ik mijn publiek onderhouden?, vraag 3: Hoe stel ik mijn chef tevreden?
- Vraag 1: Hoe schrijf ik?, vraag 2: Wie schrijf ik?, vraag 3: Waarover schrijf ik?
- Vraag 1: Wat schrijf ik?, vraag 2: Hoe wil ik vertellen?, vraag 3: Voor welke krant of blad schrijf ik?
- Vraag 1: Voor wie schrijf ik?, vraag 2: Wat wil ik vertellen?, vraag 3: Hoe doe ik dat binnen deadline en ruimte?
-
In welke zin staan de accenttekens correct, zodanig dat de radiopresentator een goede, Nederlandse zin krijgt?
- Het kan vóórkomen dat iemand met een vóórnaam voorkómen wil vóórkomen dat hij of zij moet voorkómen.
- Het kan voorkómen dat iemand met een voornààm vóórkomen wil voorkómen dat hij of zij moet voorkómen.
- Het kan vóórkomen dat iemand met een voornààm vóórkomen wil voorkómen dat hij of zij moet vóórkomen.
- Het kan voorkómen dat iemand met een vóórnaam voorkómen wil voorkómen dat hij of zij moet voorkómen.
-
Welke lead past volgens Simons het beste bij een radionieuwsbericht en waarom?
- Soft news lead, want dan wordt de luisteraar meteen als mens aangesproken.
- Metaforische lead, want de nieuwsfeiten beeldend brengen, wekt een luisterprikkel op.
- Beperkte summary lead, want daarin staan de belangrijkste nieuwsfeiten centraal.
- Freak events, want daardoor worden de nieuwsfeiten spannend gebracht.
-
Leenaarts stelt: "De kunst van tekstschrijven voor televisie is om zodanig te formuleren dat het lijkt alsof de geschreven tekst een vlotte, spontane, alledaagse mededeling is, die zich als vanzelfsprekend laat beluisteren." Welk advies aan een tv-redacteur om dat ideaal te bereiken past daarbij het beste?
- Gebruik eenvoudig taal en een logische opbouw, waardoor teksten meteen op het eerste gehoor duidelijk zijn.
- Gebruik formele en abstracte taal, een taal die iets weg heeft van de spreektaal, waardoor de luisteraar en de kijker het gevoel krijgt goed op de hoogte te worden gehouden.
- Gebruik directe woorden, "deskundige mensentaal", waardoor de kijker-luisteraar in de gaten heeft dat de presentator veel van het onderwerp weet.
- Gebruik spreektaal waardoor het verhaal gestructureerd wordt verteld waardoor dosering van informatie niet noodzakelijk is.
-
Bij welke categorie woorden in een teletekstbericht stotteren of haperen lezers het vaakste als ze de tekst hardop moeten voorlezen?
- afbrekingen
- afkortingen
- leenwoorden
- samenstellingen
-
Van Nes heeft het over de 'legibility' van kabelkrant. Wat bedoelt hij daarmee?
- De organisatiestructuur voor media als kabelkrant
- De inhoudelijke kenmerken van een tekst: kop, lead-zin, platte tekst
- De uiterlijke eigenschappen: kleur, typografie, contrast en spatiëring
- De risico's van de uitgever: veel investeren, weinig winst
-
Welke rij adviezen voor webschrijvers is naar de mening van Kaashoek bruikbaar?
- 1. Zet een duidelijke, dekkende, attractieve kop boven een tekst. 2. Schrijf een heldere intro op het verhaal.
- 1. Bouw op zichzelf staande alinea's. 2. Denk associatief na over de informatie.
- 1. Presenteer een samenhangende zinnenreeks. 2. Schrijf persoonlijk, desnoods subjectief.
- 1. Laat uitleg achterwege. 2. Wees steeds argumentatief.
-
Twee stellingen op basis van hoofdstuk 6 Schrijven voor het web. Welke stelling(en) is/zijn juist? - Stelling 1: De kop is niet te lang, liefst een regel. - Stelling 2: Meestal is de kop tevens bedoeld als hyperlink.
- Stelling 1 is juist; stelling 2 is onjuist
- Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is juist
- Stelling 1 is juist; stelling 2 is juist
- Stelling 1 is onjuist; stelling 2 is onjuist