Deuxième étape

Oefenen

Unité 1 : Portraits

Prologue - Exercice 1

Zet de bijvoeglijk naamwoorden in de tekst. Gebruik de goede vorm (mannelijk of vrouwelijk, enkelvoud of meervoud) en zet er de of des voor.
Als je het antwoord niet weet, kun je op ‘hint’ klikken. Je krijgt dan de volgende goede letter van het antwoord.

Klik als je klaar bent op ‘controleer’.

Deze knop kun je gebruiken om het speciale teken te typen.



1. long - grand - vif - plat

Les hippies (ou baba cool) portent jupes ou robes en coton avec gilets, bandeaux de couleurs et chaussures à talons .
bandeau (m) = haarband

2. large - gros - doré - argenté

Les rappeurs portent pantalons et des vestes de sport avec chaussures de sport, une casquette et bijoux ou .
casquette (v) = pet

3. chic - cher - moulant - haut - court

Les glam’rock (glamour rock) mettent vêtements très et très . Elles portent souvent un jean , chaussures à talons et un blouson en cuir.
blouson (m) = jack

4. facile - large - naturel - clair

Les écolos portent vêtements et , en matière de couleurs .

5. moulant - noir - gros

Les gothiques ont des piercings et portent vêtements en cuir avec bottes à crampons.
crampon (m) = spike