Volgende Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 Oef. 1 (willen, mogen of moeten) Oef. 2 (zullen of zouden) Oef. 3 (meervoud) Oef. 4 (substantief) Zet de woorden tussen haakjes in het meervoud.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. De meeste Nederlanders zijn echte . (vrek)Ik vind het een mooie tafel, maar houd niet van die aan de poten. (krul)In Nederland hebben de meeste huizen . (schuur)Hij eet zo weinig dat je zijn kunt tellen. (rib)Vroeger werden de huizen verwarmd met op gas of kolen. (kachel)Deze glazen tafel zit vol met . (kras)Er zijn verschillende soorten , maar de meeste hebben een oven. (gasfornuis)Zij is één van de van de voedselbank. (oprichter)Op het kerkhof is er een groot verschil tussen de van arme en rijke mensen. (graf)Veel worden niet of op de verkeerde manier gebruikt. (subsidie) Controleer oefening Oké