Volgende Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 Oef. 1 (reflexief of reciprook pronomen) Oef. 2 (vocabulaire (1)) Oef. 3 (perfectum) Oef. 4 (vocabulaire (2)) Vul het reflexief of reciprook pronomen in.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. Jan en Wim geven een hand.Ik heb vergist.Jullie moeten schamen!Dan zien we op het feest.We verheugen op de bruiloft.Ze haasten om op tijd te komen.Mijn broer en schoonzus passen helemaal niet bij .Hij vraagt af of ze nog komt.In Nederland kussen de mensen drie keer.Je moet realiseren dat kinderen hebben best zwaar is. Controleer oefening Oké