Paragraaf 6.4.2 sluiten
6.15
Lees deze tekst. Die is duidelijk niet geschreven voor kleuters. Hoe zou je hetzelfde kunnen zeggen in een taal die voor de meeste kleuters wel begrijpelijk is?
‘In het kleine grensstadje in de bergen, waar Tanya was opgegroeid, was haar vader een welvarend man geweest. Hij bezat een grote boerderij, een houtzaagmolen en een winkel. De lentes en zomers bracht Tanya altijd op de boerderij door, waar ze zich het liefste bezighield met de verzorging van de pasgeboren lammetjes en kalfjes.’
Bron: Leonard de Vries, Chaweriem
6.16
Doe een onderzoek naar het actieve taalgebruik van één kleuter op een deel van de ochtend (ongeveer zestig minuten). Beschrijf na afloop:
- hoeveel tijd het kind tijdens die observatieperiode aan het woord is geweest (hoeveel is dat in procenten?);
- welke incorrecte taaluitingen je zijn opgevallen.
6.17
Doe een onderzoek naar de activiteiten van je mentor of je medestudent tijdens de speelwerktijd. Neem twintig minuten en turf het aantal keer dat:
- zij interacties aangaat met individuele kinderen of groepen kinderen;
- individuele of groepen kinderen interacties aangaan met haar;
- er sprake is van andere activiteiten (de categorie ‘overige activiteiten’).
6.18
Vraag je mentor of een medestudent om jou te observeren tijdens de speelwerktijd. Vraag na afloop feedback op:
- de hoeveelheid tijd die je besteedde aan interacties met kinderen;
- de kwaliteit van die interacties (zie paragraaf 6.4.2).
6.19
Op welke drie manieren zou je volgens Goorhuis-Brouwer (2007a) kunnen reageren op een kind dat vertelt dat hij een ‘vies’ heeft gezien in de sloot?
6.20
Maak een lijst met kernwoorden bij een thema dat in jouw stageklas aan de orde zal komen. Overleg met je mentor over themawoorden die voor de meeste kinderen nieuw zijn. Maak eventueel meerdere lijsten op meerdere niveaus. Gebruik de duizend-en-een-woordenlijst van Bacchini et al. (2005) ter inspiratie (zie 'Links en bijlagen' bij dit hoofdstuk). Gebruik bij de uitvoering van het thema vervolgens ook stap 2, 3 en 4 van de woordenschatdidactiek.