Hoofdstuk 8
Reflectie en opdrachten
8.1
Bespreek met een groep studenten je eigen spelervaringen van vroeger (zo rond 5-8 jaar). Ieder noemt minstens één ervaring die hem het meest is bijgebleven.
- Wat vertellen die ervaringen over materialen en plekken die tot spelactiviteiten uitnodigen?
- Welk van die materialen en speelplekken die jou als kind aanspraken, kun je in de speelleeromgeving van je school een plaats geven?
8.2
Er is een spanningsveld tussen veiligheid en avontuur of uitdaging (zie paragraaf 8.1.2).
– Bekijk de speelervaringen nog eens die jullie bij opdracht 8.1 bespraken. Speelden die zich af onder het wakende oog van volwassenen? Zouden volwassenen het spel verboden hebben, denk je? Waarom?
– Bekijk de veiligheidsmaatregelen in je stageklas. Zijn die voldoende?
8.3
Bekijk de materialen in je stageklas op herkenbaarheid vanuit de leefwereld en op aansluiting bij de culturele diversiteit of etnische achtergrond van de kinderen.
8.4
Aan welk van de zes kenmerken in paragraaf 8.1 voldoet je stageklas het meest? Aan welk het minst? Noem twee mogelijke verbeterpunten en bespreek die met je mentor. Voer, als dat mogelijk is, die verbeteringen ook uit.
Bespreek met een groep studenten je eigen spelervaringen van vroeger (zo rond 5-8 jaar). Ieder noemt minstens één ervaring die hem het meest is bijgebleven.
- Wat vertellen die ervaringen over materialen en plekken die tot spelactiviteiten uitnodigen?
- Welk van die materialen en speelplekken die jou als kind aanspraken, kun je in de speelleeromgeving van je school een plaats geven?
8.2
Er is een spanningsveld tussen veiligheid en avontuur of uitdaging (zie paragraaf 8.1.2).
– Bekijk de speelervaringen nog eens die jullie bij opdracht 8.1 bespraken. Speelden die zich af onder het wakende oog van volwassenen? Zouden volwassenen het spel verboden hebben, denk je? Waarom?
– Bekijk de veiligheidsmaatregelen in je stageklas. Zijn die voldoende?
8.3
Bekijk de materialen in je stageklas op herkenbaarheid vanuit de leefwereld en op aansluiting bij de culturele diversiteit of etnische achtergrond van de kinderen.
8.4
Aan welk van de zes kenmerken in paragraaf 8.1 voldoet je stageklas het meest? Aan welk het minst? Noem twee mogelijke verbeterpunten en bespreek die met je mentor. Voer, als dat mogelijk is, die verbeteringen ook uit.
8.5
Observeer in je stageklas tijdens het werkverdelen of ieder kind bij keuzeactiviteiten iets van zijn gading vindt.
- Met welke activiteiten gaan kinderen enthousiast aan het werken of spelen? Hoeveel kinderen betreft dat?
- Hoeveel kinderen zijn duidelijk minder enthousiast? Welke activiteiten zijn blijkbaar tweede keus?
- Welke conclusies trek je uit deze observatie over de rijkdom van de klasseninrichting?
Observeer in je stageklas tijdens het werkverdelen of ieder kind bij keuzeactiviteiten iets van zijn gading vindt.
- Met welke activiteiten gaan kinderen enthousiast aan het werken of spelen? Hoeveel kinderen betreft dat?
- Hoeveel kinderen zijn duidelijk minder enthousiast? Welke activiteiten zijn blijkbaar tweede keus?
- Welke conclusies trek je uit deze observatie over de rijkdom van de klasseninrichting?
Paragraaf 8.3, 8.4.1 en 8.4.2 sluiten
8.6In een huishoek en in de winkelhoek kunnen veel materialen uit het dagelijkse leven dienst doen.
- Lees de ideeën voor inrichting van deze hoeken nog eens door en vul ze aan met eigen ideeën.
- Maak samen met je mentor een lijst van materialen die je aan de huishoek en winkelhoek wilt toevoegen (denk ook aan opbergmateriaal!).
- Hang de lijst op en vraag ouders hun naam te zetten bij die spullen die ze voor de school willen maken of die ze beschikbaar willen stellen.
8.7
Maak met een groep studenten een gedetailleerde beschrijving van de inrichting van twee hoeken voor een rollenspel bij het thema ‘op reis’ (of een ander thema dat op je stageschool speelt).
8.8
Bouw zelf met kleine blokken (fröbelblokken) en bouwplanken een huis met ramen, deuren, meerdere etages en een balkon. Gebruik additioneel materiaal om het huis aan te kleden. Maak foto’s en een plattegrond van het bouwwerk en plaats die ter inspiratie in de bouwhoek. Beschrijf wat kinderen met het voorbeeld deden.
Tip: je kunt de blokjes van je bouwwerk met glutofix (behanglijm) aan elkaar vastplakken en dit driedimensionale voorbeeld in de bouwhoek zetten. (Glutofix is er later weer af te spoelen door het een tijdje in te weken.)
8.9
Voeg aan de bouwhoek in je stageklas aanvullend materiaal toe en materiaal om bouwwerken mee te versieren. Bedenk bij elk toegevoegd materiaal waar het eventueel voor gebruikt kan worden.
8.10
Begeleid het bouwen een aantal malen intensief. Geef kinderen de ondersteuning (ideeën of technieken) die ze nodig hebben.
Bouw zelf met kleine blokken (fröbelblokken) en bouwplanken een huis met ramen, deuren, meerdere etages en een balkon. Gebruik additioneel materiaal om het huis aan te kleden. Maak foto’s en een plattegrond van het bouwwerk en plaats die ter inspiratie in de bouwhoek. Beschrijf wat kinderen met het voorbeeld deden.
Tip: je kunt de blokjes van je bouwwerk met glutofix (behanglijm) aan elkaar vastplakken en dit driedimensionale voorbeeld in de bouwhoek zetten. (Glutofix is er later weer af te spoelen door het een tijdje in te weken.)
8.9
Voeg aan de bouwhoek in je stageklas aanvullend materiaal toe en materiaal om bouwwerken mee te versieren. Bedenk bij elk toegevoegd materiaal waar het eventueel voor gebruikt kan worden.
8.10
Begeleid het bouwen een aantal malen intensief. Geef kinderen de ondersteuning (ideeën of technieken) die ze nodig hebben.
8.11
Zoek op internet of in leermiddelencatalogi een aantal constructiematerialen op die momenteel in de handel zijn. Op de website bij dit boek tref je een paar voorbeelden. Selecteer er tien en maak een globale ordening van gemakkelijk naar steeds moeilijker.
8.12
Maak een rijdend voorwerp met klein constructiemateriaal uit je stageklas. Maak foto’s van de stappen die je zette en hang die foto’s, samen met het eindresultaat, in de constructiehoek. Observeer wat de kinderen met dit voorbeeld doen. Is het inspirerend en duidelijk? Zo niet, hoe kun je dat stappenplan aanpassen?
Zoek op internet of in leermiddelencatalogi een aantal constructiematerialen op die momenteel in de handel zijn. Op de website bij dit boek tref je een paar voorbeelden. Selecteer er tien en maak een globale ordening van gemakkelijk naar steeds moeilijker.
8.12
Maak een rijdend voorwerp met klein constructiemateriaal uit je stageklas. Maak foto’s van de stappen die je zette en hang die foto’s, samen met het eindresultaat, in de constructiehoek. Observeer wat de kinderen met dit voorbeeld doen. Is het inspirerend en duidelijk? Zo niet, hoe kun je dat stappenplan aanpassen?
8.13
Leg een (losbladige) vouwmap aan met vouwvoorbeelden. Orden die naar thema (dieren, huis, verkeer, enzovoort) én maak per thema een ordening van gemakkelijke naar steeds moeilijkere vouwsels, aan de hand van de acht basisvouwen. Vul de map steeds aan met nieuwe vouwideeën die je in de praktijk tegenkomt.
8.14
Maak twee vouwboekjes van driedimensionale vouwsels: een foto van het eindresultaat op het titelblad en de stappen op de achtereenvolgende (genummerde) pagina’s. Werk met symbolen als pijltjes (omkeren/omvouwen), schaartjes (inknippen) en kruisjes (op elkaar plakken). Geef de vouwboekjes een plaats naast het vouwpapier in de kast en observeer of kinderen die zelfstandig kunnen ‘lezen’. Wat moet je bijstellen als ze niet duidelijk genoeg blijken?
8.15
Maak zelf een werkstuk van kosteloos materiaal. Sluit met het onderwerp aan bij het thema in je stageklas. Maak foto’s van hoe het werkstuk tot stand is gekomen en hang die op in het atelier. Zorg ervoor dat de materialen die je gebruikt hebt, ook beschikbaar zijn voor de kinderen. Begeleid de kinderen die, geïnspireerd door dit voorbeeld, ook zoiets willen maken. Inventariseer van tevoren welke technieken je kinderen nog moet aanleren.
8.16
Bied een groep jongste kleuters een nieuwe kleitechniek aan, bijvoorbeeld een ‘duimpotje’ maken door met je duimen een gat te duwen in een bal klei en dan rond te draaien tot er een potje ontstaat, of laat zien hoe je constructies kunt maken van rietjes of luciferstokjes, met bolletjes klei als verbindingsstukken.
Leg een (losbladige) vouwmap aan met vouwvoorbeelden. Orden die naar thema (dieren, huis, verkeer, enzovoort) én maak per thema een ordening van gemakkelijke naar steeds moeilijkere vouwsels, aan de hand van de acht basisvouwen. Vul de map steeds aan met nieuwe vouwideeën die je in de praktijk tegenkomt.
8.14
Maak twee vouwboekjes van driedimensionale vouwsels: een foto van het eindresultaat op het titelblad en de stappen op de achtereenvolgende (genummerde) pagina’s. Werk met symbolen als pijltjes (omkeren/omvouwen), schaartjes (inknippen) en kruisjes (op elkaar plakken). Geef de vouwboekjes een plaats naast het vouwpapier in de kast en observeer of kinderen die zelfstandig kunnen ‘lezen’. Wat moet je bijstellen als ze niet duidelijk genoeg blijken?
8.15
Maak zelf een werkstuk van kosteloos materiaal. Sluit met het onderwerp aan bij het thema in je stageklas. Maak foto’s van hoe het werkstuk tot stand is gekomen en hang die op in het atelier. Zorg ervoor dat de materialen die je gebruikt hebt, ook beschikbaar zijn voor de kinderen. Begeleid de kinderen die, geïnspireerd door dit voorbeeld, ook zoiets willen maken. Inventariseer van tevoren welke technieken je kinderen nog moet aanleren.
8.16
Bied een groep jongste kleuters een nieuwe kleitechniek aan, bijvoorbeeld een ‘duimpotje’ maken door met je duimen een gat te duwen in een bal klei en dan rond te draaien tot er een potje ontstaat, of laat zien hoe je constructies kunt maken van rietjes of luciferstokjes, met bolletjes klei als verbindingsstukken.
8.17
Bedenk twee manieren om de zand-/watertafel te integreren in het thema ‘vakantie’. Beschrijf de materialen die je beschikbaar zou stellen en de mogelijke activiteiten.
8.18
Introduceer op je stageschool geschikt wereldspelmateriaal bij het spelen met water en observeer wat kinderen ermee doen. Ontstaan er verhalen? Waren er nog aanvullende materialen waaraan ze eveneens behoefte hadden?
Bedenk twee manieren om de zand-/watertafel te integreren in het thema ‘vakantie’. Beschrijf de materialen die je beschikbaar zou stellen en de mogelijke activiteiten.
8.18
Introduceer op je stageschool geschikt wereldspelmateriaal bij het spelen met water en observeer wat kinderen ermee doen. Ontstaan er verhalen? Waren er nog aanvullende materialen waaraan ze eveneens behoefte hadden?
8.19
Doe een onderzoek naar de lievelingsboeken van de oudste kleuters uit je stageklas. Laat hen de boeken aanwijzen die ze mooi vinden en erover vertellen. Vraag of ze thuis ook favoriete boeken hebben. Welke conclusies kun je trekken over wat hen het meest aanspreekt: de plaatjes, het verhaal, de herkenning, de spanning?
8.20
Maak bij het volgende thema op je stageschool een cd waarop de tekst van een prentenboek is ingesproken. Maak een kopie van een illustratie uit het boek voor op de hoes. Je kunt ook een YouTube-filmpje maken waarop de prenten te zien zijn en de tekst te horen. (Kijk eerst op YouTube of het boek dat je wilt gebruiken er al op staat.)
8.21
Richt bij het gekozen prentenboek een verteltafel in. Zoek voorbeelden op YouTube. Maak er ook een mooi decor bij.
Doe een onderzoek naar de lievelingsboeken van de oudste kleuters uit je stageklas. Laat hen de boeken aanwijzen die ze mooi vinden en erover vertellen. Vraag of ze thuis ook favoriete boeken hebben. Welke conclusies kun je trekken over wat hen het meest aanspreekt: de plaatjes, het verhaal, de herkenning, de spanning?
8.20
Maak bij het volgende thema op je stageschool een cd waarop de tekst van een prentenboek is ingesproken. Maak een kopie van een illustratie uit het boek voor op de hoes. Je kunt ook een YouTube-filmpje maken waarop de prenten te zien zijn en de tekst te horen. (Kijk eerst op YouTube of het boek dat je wilt gebruiken er al op staat.)
8.21
Richt bij het gekozen prentenboek een verteltafel in. Zoek voorbeelden op YouTube. Maak er ook een mooi decor bij.
8.22
Zoek een tiental materialen die in tabel 8.1 genoemd zijn op in catalogi of op sites van leermiddelenfirma’s. Ga van elk van deze materialen na of je het zou aanschaffen. Stel jezelf vragen als: op welke andere manieren komen dezelfde bedoelingen ook aan de orde? Is het misschien eenvoudig zelf te maken? Zijn de afbeeldingen herkenbaar?
8.23
Bestudeer de handleidingen bij het ontwikkelingsmateriaal dat op je stageschool aanwezig is, zodat je de werkwijze kent en weet hoe je kinderen met het materiaal nieuwe uitdagingen kunt bieden. Begeleid kinderen bij het werken met deze materialen.
8.24
Orden het aanwezige ontwikkelingsmateriaal op je stageschool in een matrix, zoals in tabel 8.1. Welke bedoelingen of werkprincipes zijn onder- of oververtegenwoordigd?
8.25
Maak een drietal werkkaarten bij het Fröbel- of Klazien Smid-mozaïek, met behulp van plakmozaïek. Orden ze van gemakkelijk naar steeds moeilijker. Bied de kaarten aan in je stageklas en observeer of je de moeilijkheidsgraad goed hebt ingeschat.
8.26
Maak met kinderen een (voel)memory van verschillende stofjes die ze op kartonnen kaartjes plakken. Speel het spel met de kinderen en probeer te winnen.
8.27
Maak bij een thema dat in je stageklas aan de orde is, zelf ontwikkelingsmateriaal. Laat je inspireren door de bedoelingen en werkprincipes van tabel 8.1.
Zoek een tiental materialen die in tabel 8.1 genoemd zijn op in catalogi of op sites van leermiddelenfirma’s. Ga van elk van deze materialen na of je het zou aanschaffen. Stel jezelf vragen als: op welke andere manieren komen dezelfde bedoelingen ook aan de orde? Is het misschien eenvoudig zelf te maken? Zijn de afbeeldingen herkenbaar?
8.23
Bestudeer de handleidingen bij het ontwikkelingsmateriaal dat op je stageschool aanwezig is, zodat je de werkwijze kent en weet hoe je kinderen met het materiaal nieuwe uitdagingen kunt bieden. Begeleid kinderen bij het werken met deze materialen.
8.24
Orden het aanwezige ontwikkelingsmateriaal op je stageschool in een matrix, zoals in tabel 8.1. Welke bedoelingen of werkprincipes zijn onder- of oververtegenwoordigd?
8.25
Maak een drietal werkkaarten bij het Fröbel- of Klazien Smid-mozaïek, met behulp van plakmozaïek. Orden ze van gemakkelijk naar steeds moeilijker. Bied de kaarten aan in je stageklas en observeer of je de moeilijkheidsgraad goed hebt ingeschat.
8.26
Maak met kinderen een (voel)memory van verschillende stofjes die ze op kartonnen kaartjes plakken. Speel het spel met de kinderen en probeer te winnen.
8.27
Maak bij een thema dat in je stageklas aan de orde is, zelf ontwikkelingsmateriaal. Laat je inspireren door de bedoelingen en werkprincipes van tabel 8.1.
Paragraaf 8.4.9-8.4.14 sluiten
8.28Stel, je moet een themahoek inrichten bij het thema ‘kapper’.
- Hoe kun je in die hoek activiteiten voor lezen, schrijven en rekenen integreren?
- Beschrijf de inrichting die je de kappershoek zou geven.
8.29
Richt in de klas een ontdekhoek in. Maak er eventueel werkkaarten bij om kinderen op onderzoeksideeën te brengen.
8.30
Zoek op internet informatie over educatieve software voor jonge kinderen. Orden de gevonden programma’s naar: oefenmateriaal, interactief handelen in een virtuele wereld of zelf iets produceren.
8.31
Zoek op internet naar geschikt fotomateriaal of geschikte informatieve filmpjes bij een thema. Soms is het materiaal – zoals Klassetv.nl – niet gratis toegankelijk; vraag je stageschool of de opleiding of ze abonnementen heeft. Als je erg handig bent met de computer, kun je bij het thema ook zelf spelletjes maken.
8.32
Bekijk de mogelijkheden om extra ruimte te creëren nog eens. Op welke manier kun je in je eigen stageklas meer speelwerkruimte creëren?
8.33
Maak een plattegrond van jouw ideale klassenindeling. Welke hoeken geef je een plaats? Hoe plaats je die hoeken ten opzichte van elkaar? Welke hoeken krijgen een plaats buiten de klas? Hoeveel werktafels heb je nodig? Neem de afmeting en vorm van je stageklas als uitgangspunt.
Bekijk de mogelijkheden om extra ruimte te creëren nog eens. Op welke manier kun je in je eigen stageklas meer speelwerkruimte creëren?
8.33
Maak een plattegrond van jouw ideale klassenindeling. Welke hoeken geef je een plaats? Hoe plaats je die hoeken ten opzichte van elkaar? Welke hoeken krijgen een plaats buiten de klas? Hoeveel werktafels heb je nodig? Neem de afmeting en vorm van je stageklas als uitgangspunt.
8.34
Observeer de activiteiten die kinderen buiten ondernemen en rangschik ze onder:
- rollenspel;
- manipulerend spel;
- dingen bouwen of maken;
- groot-motorische activiteiten (rennen, klimmen, sjouwen, fietsen, enzovoort);
- behendigheidsspelen (touwtjespringen, steltlopen, lopen met klossen);
- onderzoeksactiviteiten;
- anders (benoem die andere activiteiten).
Wat komt het meest voor, wat het minst? Stimuleert de buitenruimte voldoende de activiteiten die kinderen graag ondernemen?
8.35
Ontwerp op papier de ideale buitenspeelruimte. Laat je inspireren door de beschrijvingen van de buitenruimte in dit hoofdstuk. Neem de vorm en omvang van de buitenruimte rond je stageschool als uitgangspunt.
Observeer de activiteiten die kinderen buiten ondernemen en rangschik ze onder:
- rollenspel;
- manipulerend spel;
- dingen bouwen of maken;
- groot-motorische activiteiten (rennen, klimmen, sjouwen, fietsen, enzovoort);
- behendigheidsspelen (touwtjespringen, steltlopen, lopen met klossen);
- onderzoeksactiviteiten;
- anders (benoem die andere activiteiten).
Wat komt het meest voor, wat het minst? Stimuleert de buitenruimte voldoende de activiteiten die kinderen graag ondernemen?
8.35
Ontwerp op papier de ideale buitenspeelruimte. Laat je inspireren door de beschrijvingen van de buitenruimte in dit hoofdstuk. Neem de vorm en omvang van de buitenruimte rond je stageschool als uitgangspunt.