Wat is een polygenetische eigenschap? Een eigenschap:
die wordt veroorzaakt door genetische aanleg en omgevingsinvloeden.
die door meerdere genen wordt veroorzaakt.
waarvan vastgesteld is welk gen deze veroorzaakt en op welk chromosoom dat gen ligt.
Waarop bevindt zich de gehele erfelijke aanleg van een mens?
Op een chromosoom.
Op het DNA.
Op een gen.
Een kind is te dik. Op grond van deze waarneming wordt gezegd dat het obesitas heeft. Waarop wordt deze waarneming gebaseerd?
Op het fenotype.
Op de gen-omgevingscorrelatie.
Op het genotype.
Wat is tegenwoordig in de psychologie de dominante opvatting over de relatie tussen aangeboren mogelijkheden en aangeleerde mogelijkheden, oftewel het nature-nurturedebat?
Door recent genetisch onderzoek weten we dat aangeboren mogelijkheden (nature) de grootste rol spelen bij het verklaren van de kenmerken van een kind.
Recent genetisch onderzoek laat zien dat bij het verklaren van de oorzaken van gedrag erfelijkheid slechts een kleine rol speelt. De grootste invloed wordt uitgeoefend door de omgeving (nurture).
Tegenwoordig weten we dat er een wisselwerking bestaat. Kenmerken van de omgeving kunnen de genetisch aanleg bij een kind ‘uitschakelen’ en door zijn genetische aanleg zoekt een kind een omgeving die bij hem past.
Menselijk DNA bestaat uit een aaneenschakeling (een keten) van basen die met vier letters worden aangeduid: A, T, C, G. Welke uitspraak over ons DNA is juist?
Het overgrote deel van zo’n keten van letters bestaat uit te onderscheiden genen.
De volgorde van zo’n keten van letters is bij elk mens anders.
Zowel bewering A als bewering B is juist.
Je leest op social media dat er een gen is vastgesteld dat ervoor zorgt dat mensen bijgelovig worden. Je vriend(in) leest dit bericht ook. Wat zeg je tegen hem/haar?
‘Dit hebben we bij de lessen psychologie besproken. Dit zegt niets, als je niet ook de heritabiliteit weet van dat gen.’
‘Dit hebben we bij de lessen psychologie besproken. Dit is onzin, want bij het ontstaan van onze eigenschappen spelen bijna altijd heel veel genen een rol. Je noemt dat polygenetische erfelijkheid.’
Zowel uitspraak A als uitspraak B is juist.
Welke van de drie vormen van gen-omgevingscorrelatie is een gedeelde omgevingsinvloed?
Actieve gen-omgevingscorrelatie.
Evocatieve gen-omgevingscorrelatie.
Passieve gen-omgevingscorrelatie.
Jordi Cruijff is een voormalige profvoetballer die speelde voor onder andere FC Barcelona en Manchester United. Hij is de zoon van Johan Cruijff. Jordi heeft dus net als zijn vader op hoog niveau gevoetbald. Het voetballen werd hem bij wijze van spreken thuis met de paplepel ingegoten. Welke visie op de relatie tussen aanleg en omgeving is van toepassing op het gedrag van Jordi?
Een actieve gen-omgevingscorrelatie.
Een evocatieve gen-omgevingscorrelatie.
Een passieve gen-omgevingscorrelatie.
Astrid is een verlegen meisje. Dat is ze altijd al geweest. Moeder herkent dit, haar zus (de tante van Astrid) was ook zo. Omdat Astrid zo verlegen is, ook naar leeftijdsgenootjes op school toe, wordt er weinig aan haar gevraagd. Ze wordt ook niet of weinig op feestjes uitgenodigd. Omdat Astrid zo weinig praat met andere kinderen blijft haar verlegenheid bestaan, en wordt deze zelfs groter. Welke visie op de relatie tussen aanleg en omgeving is van toepassing op het gedrag van Astrid?
Een gen-omgevingsinteractie.
Een evocatieve gen-omgevingscorrelatie.
Een passieve gen-omgevingscorrelatie.
Mensen hebben genen die een rol vervullen bij lichamelijk herstel. Bijvoorbeeld na een zware inspanning of na een stressvolle gebeurtenis. Als wij slecht slapen, dan blijkt dat een negatieve invloed te hebben op de werking van deze genen. We herstellen niet of veel minder snel. Hoe noem je dit mechanisme?