Recht: een introductie

Hoofdstuk 16

Open vragen


  1. Waaruit blijkt dat ook het individu – internationaalrechtelijk gezien – kan worden aangemerkt als rechtssubject?


  2. Wat is het belangrijkste verschil tussen een supranationale en een intergouvernementele besluitvormingsprocedure?


    1. Zoek in het boek twee gevallen op waaruit blijkt dat verdragsbepalingen meer gewicht hebben dan nationale rechtsregels.


    2. Welk grondwetsartikel ligt aan de hier bedoelde hiërarchie in rechtsregels ten grondslag?


    1. Waartoe kan de Veiligheidsraad besluiten?


    2. Waarom was de Veiligheidsraad ten tijde van de Koude Oorlog vaak een machteloos orgaan?


    1. Welke instellingen (organen) kent de VN?


    2. Welke zijn de taken en bevoegdheden van deze organen?


  3. Beschrijf in hoofdlijnen welke ontwikkeling historisch gezien voorafgaat aan de totstandkoming van de EU?


    1. Er wordt gezegd dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon de nationale staat in het defensief is gedrongen: de nationale soevereiniteit is op de terugtocht. Wijs aan in artikel 1 VEU waaruit dit blijkt.


    2. Maar de EU erkent ook nog wel degelijk de bevoegdheden van de nationale lidstaten. Uit welk artikel blijkt dat onder meer?


    1. Welke instellingen kent de EU?


    2. Welke taken en bevoegdheden hebben de instellingen?


  4. Vergelijk het Europees Parlement met de Tweede Kamer: zet de overeenkomsten en verschillen op een rijtje.


  5. Zoek op wat de drie grootste fracties zijn in het Europees Parlement.