Hoofdstuk 2
Meerkeuzevragen
-
In welk van de volgende gevallen is geen overeenkomst ontstaan?
- Arezo Haiati biedt haar mobieltje te koop aan voor € 200,– aan Omeed Jawad. Omeed Jawad aanvaardt dit aanbod van Arezo Haiati.
- Jan Rijkman heeft een studentenkamer beschikbaar die hij graag voor € 300,– per maand wil verhuren. Joanne Harwerker aanvaardt dit aanbod van Jan Rijkman.
- Willem H. spreekt met Zobin P. af dat Zobin P. tegen betaling van € 10.000,– Roman K. zal ombrengen.
- Jorien Armman leent een bedrag van € 200,– van Lesley van der Vermogen.
-
Wat is juist?
- Feitelijke handelingen kunnen nooit rechtsgevolgen hebben aangezien men bij feitelijke handelingen niet de bedoeling heeft om rechtsgevolgen te laten intreden.
- Om een verbintenis uit onrechtmatige daad te laten ontstaan, dient er sprake te zijn van een meerzijdige rechtshandeling.
- Om een verbintenis uit onrechtmatige daad te laten ontstaan, dient er sprake te zijn van een eenzijdige rechtshandeling.
- Om een verbintenis uit onrechtmatige daad te laten ontstaan, is geen rechtshandeling vereist.
-
Wat is juist met betrekking tot de begrippen ‘overeenkomst’ en ‘verbintenis’?
- Een verbintenis is een meerzijdige rechtshandeling waarbij partijen jegens elkaar een of meer overeenkomsten aangaan.
- Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij partijen jegens elkaar een of meer verbintenissen aangaan.
- Een overeenkomst is een eenzijdige rechtshandeling waarbij partijen jegens elkaar een of meer verbintenissen aangaan.
- Een verbintenis is een eenzijdige rechtshandeling waarbij partijen jegens elkaar een of meer overeenkomsten aangaan.
-
Een rechtshandeling is:
- een handeling waarbij een rechtssubject de bedoeling heeft om een rechtsgevolg te laten intreden.
- een handeling waarbij het niet de bedoeling van een rechtssubject is om een rechtsgevolg te laten intreden.
- een handeling die onbedoeld een rechtsgevolg heeft.
- een feitelijke handeling zonder rechtsgevolg.
-
Verbintenissen vloeien voort uit:
- alleen de overeenkomst.
- alleen de wet.
- zowel de wet als de overeenkomst, eventueel zelfs uit het stelsel van de wet.
- noch de wet noch de overeenkomst.
-
Een overeenkomst aangegaan door een minderjarige is:
- nietig.
- geldig.
- geldig en nietig.
- noch nietig, noch geldig.
-
Welke bewering is juist? Wanneer iemand onder invloed van een geestelijke stoornis een onrechtmatige daad pleegt:
- dan kan deze onrechtmatige daad hem niet worden toegerekend omdat hij ontoerekeningsvatbaar is.
- dan kan deze onrechtmatige daad hem worden toegerekend, want zijn geestelijke stoornis is in beginsel geen beletsel om de onrechtmatige daad aan hem toe te rekenen.
- dan kan deze daad aan hem worden toegerekend als er sprake is van een rechtvaardigingsgrond.
- dan kan deze daad aan hem worden toegerekend als geen sprake is van een strafuitsluitingsgrond.
-
Bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling zijn:
- vormen van nietige rechtshandelingen.
- wilsdefecten.
- onrechtmatige daden.
- rechtmatige daden.
-
Wanneer bij een overeenkomst sprake is van een wilsdefect (wilsontbreken) dan:
- wordt de overeenkomst geacht nooit tot stand te zijn gekomen.
- wordt de overeenkomst geacht tot stand te zijn gekomen zodat deze achteraf vernietigd kan worden.
- kan de overeenkomst worden vernietigd door zowel degene bij wie sprake is van een wilsdefect als de wederpartij.
- is er sprake van een wilsgebrek.
-
Wat is geen voorwaarde voor een geslaagd beroep op het wilsgebrek bedrog?
- De bedrieger moet de ander bewogen hebben tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling door het gebruik van een kunstgreep.
- De bedrieger moet opzettelijk gehandeld hebben.
- Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen het bedrog en de kunstgreep.
- Er moet sprake zijn van een causaal verband tussen het bedrog en het verrichten van de rechtshandeling.