Volgende Vorige Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 H15 H16 H17 H18 Eindoefeningen Oef. 1 (vocabulaire) Oef. 2 (dialoog) Wat hoort bij elkaar? Zoek in de dialoog bij de zinnen van A in de linkerkolom het antwoord van B uit de rechterkolom.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. A: Hé Marijke, hoe is het? ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. A: Hoe gaat het met jou? ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. A: Voor je werk? ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. A: Leuk! Met wie ga je naar Indonesië? ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. A: O ja. Nou, prettige vakantie en tot ziens! ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. A: Ja, doe ik. Tot gauw! ? B: Hé hallo Joop, dat is lang geleden. B: Dag! B: Dank je. Doe je de groeten aan Harald? B: Nee, op vakantie. B: Heel goed. Ik ga maandag naar Indonesië. B: Met Annette, een collega van mij. Controleer oefening Oké