Volgende Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 Oef. 1 (adjectief) Oef. 2 (pronomen) Oef. 3 (imperatief) Oef. 4 (vocabulaire) Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. eerst de printer volgens de aanwijzingen. (installeren) de stekker in het stopcontact. (steken) vervolgens de toner. (plaatsen) dan of de kleurinstellingen kloppen. (controleren) daarna op de groene knop om een kopie te maken. (drukken) de printer met de computer. (verbinden) het papier in de papierlade. (leggen) tot slot de tekst door op printen te klikken. (printen) Controleer oefening Oké