-
Claire heeft geen tijd voor sport omdat ...
-
ze een drukke baan heeft.
-
ze heel sportief is.
-
ze regelmatig naar de sportschool gaat.
-
Robert werkte bij het museum toen ...
-
hij dat geen leuke baan vond.
-
hij het een leuk museum vond.
-
hij nog student was.
-
Timo kan zaterdag niet werken ...
-
omdat hij dan gaat voetballen.
-
als hij genoeg geld heeft.
-
zodra hij zijn baas gebeld heeft.
-
We gaan in het restaurant bij het raam zitten ...
-
omdat ik zin heb in appeltaart.
-
als daar een tafel vrij is.
-
terwijl we even buiten wachten.
-
Ik vind drop niet lekker ...
-
dus het is niet gezond.
-
want het is te zout.
-
terwijl het niet gezond is.
-
Ze gaat elke zaterdag naar haar moeder ...
-
want ze doet dan boodschappen voor haar.
-
omdat ze dan moet werken.
-
hoewel ze op zaterdag niet werkt.
-
Marina blijft in het studentenhuis wonen ...
-
omdat ze genoeg geld heeft voor een eigen huis.
-
totdat ze genoeg geld heeft voor een eigen huis.
-
nadat ze naar een andere stad is gegaan.
-
Ze werkt ’s avonds in een pizzeria ...
-
zodat ze wat geld heeft voor leuke dingen.
-
hoewel ze geen geld heeft voor haar studie.
-
als ze nog niet klaar is met haar studie.