Hoofdstuk 3
Uitgangspunten communicatief handelingsmodel
Het communicatief handelingsmodel is oorspronkelijk gebaseerd op de theorie van het communicatieve handelen van de Duitse filosoof Jürgen Habermas. Deze normatieve theorie is gericht op het behoud van de leefwereld en biedt sociaal werkers een fundament om het streven naar sociale rechtvaardigheid, mensenrechten en collectieve verantwoordelijkheid te onderbouwen. Het gaat om een veelomvattende theorie, die hier slechts summier wordt aangestipt. De bronvermeldingen in paragraaf 3.4 verwijzen naar meer verdiepende literatuur.
Sociale rechtvaardigheid en het borgen van mensenrechten zijn volgens deze theorie essentieel voor het behoud van de leefwereld van mensen. De leefwereld staat symbool voor een democratische samenleving waarin mensen gelijkwaardig, rechtvaardig en solidair met elkaar omgaan. Zij zijn gericht op consensus en laten zich niet primair leiden door strategische drijfveren, zoals de honger naar macht en geld. Die honger leidt juist tot onrechtvaardige en ongelijkwaardige verhoudingen. Daarvan zijn zeker de mensen die een beroep doen op het sociaal werk vaak de dupe. Om de waarden van de leefwereld overeind te houden tegenover strategisch gedrag, handelen mensen, in dit geval sociaal werkers, communicatief. Communicatief handelen betekent dat je je besluitvormingskapitaal zo inzet dat je bijdraagt aan het behoud van de leefwereld en op die manier mensen tot hun recht laat komen. Daarbij houd je rekening met drie werkelijkheidsgebieden waaruit de leefwereld bestaat (Zie ook tabel 3.5 in het boek). Dit zijn de objectieve wereld van feiten, de sociale wereld van normen en de persoonlijke wereld van expressies en gevoelens. Elke wereld biedt een eigen maatstaf voor een verantwoorde besluitvorming. Besluiten moeten gebaseerd zijn op respectievelijk de waarheid van feiten (instrumentele dimensie), de juistheid van normen (morele dimensie) en de waarachtigheid van expressies (persoonlijke dimensie). In dialogen worden deze zaken door het uitwisselen van argumenten bepaald: is wat iemand inbrengt feitelijk waar, is het moreel juist en zijn de getoonde gevoelens oprecht? Door hierover een dialoog te voeren komt een reflectie op gang. Deze helpt de geldigheidsaanspraken die over en weer worden gehanteerd te onderbouwen of juist te verwerpen. Daarbij zijn de verschillende kapitaalbronnen waarover sociaal werkers beschikken behulpzaam.
In de objectieve wereld baseren sociaal werkers hun geldigheidsaanspraken op ware feiten en effectieve methoden. Hun geldigheidsaanspraak bestaat eruit dat zij wetenschappelijke kennis en erkende methoden toepassen, ook wel evidence-based kennis genoemd. Daarbij kunnen zij verschillende methodische benaderingen uit het sociaal werk inzetten. Cultureel kapitaal, zoals bijvoorbeeld the body of knowledge, is daarvoor een belangrijke bron. Ook economisch kapitaal is van belang: de beschikbaarheid van een geschikte werklocatie, voorzieningen en instrumenten. In de sociale wereld gaat het om het hanteren van juiste normen en waarden. Handelt de sociaal werker volgens de normen en waarden van het sociaal werk? Ook hier heb je voordeel van cultureel kapitaal: bijvoorbeeld je beroepscode. In de persoonlijke wereld draait het om de waarachtigheid of authenticiteit van gevoelens en expressies die sociaal werkers tonen. Hiervoor putten zij uit hun persoonskapitaal, zoals hun eigen perspectief (zie paragraaf 3.2), overtuigingen en ervaringskennis.
Voor het nemen van goede beslissingen in de verschillende werelden is de vijfde kapitaalbron van professioneel kapitaal, besluitvormingskapitaal, onmisbaar. Want de geldigheidsaanspraken staan in principe altijd ter discussie. Er is niemand die op voorhand het laatste woord heeft over wat waar, juist of waarachtig is. Een sociaal werker vraagt zich altijd af: is het waar wat ik zeg en is wat ik doe effectief? Is het moreel gezien juist? En is het ook oprecht, waarachtig? Dat vraagt om besluitvaardigheid en het vermogen deze besluiten dialogisch te toetsen in contact met betrokkenen. Dat zijn cliënten, maar ook collega’s en andere spelers in het sociaal werk. Hierbij doet een sociaal werker niet alleen een beroep op zijn besluitvormingskapitaal, maar ook op zijn sociaal kapitaal.
Met andere woorden: sociaal werkers streven naar behoud van de leefwereld en stellen zich per definitie communicatief op. Dat wil zeggen: dialogisch gericht, ontvankelijk voor toetsing, aansprakelijk en kwetsbaar. Zij wisselen argumenten en gevoelens uit, nemen besluiten en toetsen met elkaar en anderen de geldigheid ervan. Altijd gericht op het realiseren van de centrale waarden van de leefwereld, die ook centraal staan in de missie van het sociaal werk.