Log in
Je bent nog niet ingelogd. Log in met je Coutinho-account om toegang te krijgen tot je studiemateriaal.
Chapter 1
- Personal and possessive pronouns - singular
- Verbs - singular (1)
- Verbs - singular (2)
- Irregular verbs - singular
Verbs - singular (1)
Ik drink bier.
Jij denkt aan jouw vriend.
Hij werkt bij de universiteit.
Look at the sentences above and answer the following question:
- What is the difference between the I form and the other forms?
1 | ik | denk |
2 | je/jij | denkt |
3 | hij | denkt |