Volgende Vorige Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 H15 H16 H17 H18 Eindoefeningen Oef. 1 (vocabulaire) Oef. 2 (getallen) Oef. 3 (personaal pronomen) Oef. 4 (werkwoord hebben) Oef. 5 (werkwoord zijn) Welk woord past in de zin? Kies het goede woord.Klik deze aan. Toon alle vragen onder elkaar <= => Dag Anna. Woon ____ ook in Amsterdam? ? wij ? jij ? zij De andere docent is Paul. ____ komt uit Engeland. ? Hij ? Wij ? Jij Hans en Freek, hebben ____ de cd ook? ? hij ? jullie ? ik Mevrouw, woont ____ op nummer 24? ? zij ? hij ? u Het is pauze. ____ stoppen even. ? Ik ? We ? Je Oké