In de startblokken

Oefeningen

Vul een vorm in van het werkwoord: zijn.

Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening.

1. Rita de docent van Tim en George.

2. Wat jouw adres?

3. Wie jij?

4. Dag, ik Pauline.

5. Karin en Paul docenten.