-
Heb je het huiswerk gemaakt?
Ja, ____ heb ik gedaan.
-
die
-
dat
-
Komt Willem dit weekend?
Nee, ____ moet helaas werken.
-
die
-
dat
-
Ga je met het vliegtuig naar Hamburg?
Nee, ____ is veel te duur.
-
die
-
dat
-
Zijn Christoph en Jenny er nog niet?
Nee, ____ zijn altijd te laat.
-
die
-
dat
-
Hoe oud is die molen?
____ is 250 jaar oud.
-
Die
-
Dat
-
Mag ik even naar het toilet?
Ja hoor, ____ is boven.
-
die
-
dat
-
We moeten de rekening nog betalen.
Nee, Peter heeft ____ al gedaan.
-
die
-
dat
-
Waar is je tas?
Oh jee, ____ heb ik in de trein laten staan!
-
die
-
dat
-
Hoe duur was jouw fiets?
____ was € 250,-.
-
Die
-
Dat
-
Wat zijn dat voor pony’s?
____ zijn shetlandpony’s.
-
Die
-
Dat