Oefeningen H10 Eindoefeningen H18 H17 H16 H15 H14 H13 H12 H11 Introductie H9 H8 H7 H6 H5 H4 H3 H2 H1 Oef. 1 (vocabulaire) Oef. 2 (conjuncties (1)) Oef. 3 (conjuncties (2)) Maak van beide zinnen één zin. Gebruik de conjunctie.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. 1 hoewelIk ga op vakantie.Ik heb weinig geld..2 omdatHij kan geen geld halen.Zijn rekening is geblokkeerd..3 zodatIrene komt morgen vroeg uit bed.Ze kan veel doen..4 zodraDe fietsenmaker neemt contact met je op.Je fiets is gemaakt..5 voordatIk ga naar de sportschool.Ik ga bij Peter andijvie met spekjes eten..6 toenMijn zus is op reis naar Colombia gegaan.Ze was klaar met haar studie..7 alsJe hoeft de paella niet op te eten.Je vindt het niet lekker..8 nadatIk ga op vakantie.De cursus Nederlands is afgelopen..9 terwijlIk snijd de bloemen schuin af. Jij maakt koffie.. Controleer oefening Oké