In dit hoofdstuk heb je kunnen lezen dat er veel verschillende factoren zijn die samen het seksuele functioneren en de seksuele beleving van mensen bepalen. Er wordt ook wel gesproken over het biopsychosociale model. Beschrijf de drie perspectieven waarvan dit model uitgaat en benoem per perspectief twee kenmerken die van invloed zijn op het seksuele functioneren en/of de seksuele beleving.
Het ontbreken van lichamelijke en geestelijke gezondheid kan van invloed zijn op het seksuele gedrag. Wat kunnen de consequenties voor de seksuele gezondheid van mensen met een psychiatrische aandoening zijn?
Vragencarrousel Deze opdracht voer je uit met een grotere groep, vanaf ongeveer 8-10 personen. a Iedere deelnemer bedenkt drie quizvragen over de stof van dit hoofdstuk. b Ga in twee rijen tegenover elkaar staan. c Stel elkaar een van de drie zelfbedachte quizvragen en schuif vervolgens door. Je schuift drie keer door. d Bespreek na: welke vragen waren makkelijk, welke moeilijk?
De wandeling Deze opdracht voer je uit met een grotere groep, vanaf ongeveer 8-10 personen. Een van jullie is de groepsleider (bij voorkeur is dit de docent). Deelnemers lopen door elkaar door de ruimte. Op het moment dat de groepsleider een nummer noemt , ga je met dat aantal bij elkaar staan. De groepsleider brengt een vraag in en met het groepje beantwoord je de vraag. Na het bespreken van de vraag loop je opnieuw door elkaar en totdat de groepsleider weer een nummer noemt. De volgende vragen kunnen onder andere gesteld worden:
Welke kennis over seksuele gezondheid heb je in huis, en welke moet je nog bijspijkeren?
Wat vind je moeilijk als een cliënt seksuele problemen met je wil bespreken, en hoe ga je om met die moeilijkheden?
Hoe maak je duidelijk aan cliënten dat zij met jou over hun seksuele gezondheid(sproblemen) kunnen spreken?
Wat doe je als je vermoed dat een cliënt onveilige seks heeft? Wat als dat een jongere/volwassene/oudere is?