Volgende Vorige Oefeningen Introductie H1 H2 H3 H4 H5 H6 H7 H8 H9 H10 H11 H12 H13 H14 H15 H16 H17 H18 Eindoefeningen Oef. 1 (vocabulaire) Oef. 2 (doen, maken, hebben, zijn) Oef. 3 (comparatief en superlatief (1)) Oef. 4 (comparatief en superlatief (2)) Welke vorm past het best: de basisvorm, de comparatief of de superlatief?De basisvorm is gegeven.Als je alles hebt ingevuld, klik dan op: Controleer oefening. 1 - kortDe les van maandag is dan normaal.2 - goedkoopBoeken zijn niet zo in Nederland.3 - lekkerIk vind biefstuk niet . Mag ik spaghetti? 4 - mooiWat vind jij de stad van Nederland?5 - veelIk betaal! Ik heb geld dan jij!6 - kortGaby woont hier het van ons. Pas sinds gisteren!7 - graagIk eet thuis dan in de kantine.8 - moeilijkMariëtte vindt Nederlands dan Frans.9 - veelDe studenten hier spreken ook Engels.10 - veelHij eet even als zijn vriendin. Controleer oefening Oké