Tekststructuur

Stap 4

Breng de behoeftes van je lezer in kaart.

  1. Maak een tabel met vier kolommen.
  2. Schrijf in de eerste kolom behoeftes die je lezer heeft. Welke behoeftes heeft hij vlak voordat hij je tekst begint te lezen? Wil hij weten of je leerstof beheerst? Wil hij vooral snel klaar zijn en eigenlijk iets anders doen? Wil hij verrast worden? Wil hij snel weten welk besluit hij moet nemen?
  3. In de tweede kolom schrijf je welke behoeftes achter de behoeftes uit de eerste kolom liggen. Je lezer kan wel snel een besluit willen nemen, maar waarom wil hij dat? Welke behoefte ligt daarachter?
  4. Achter de achterliggende behoeftes liggen ook weer behoeftes. Schrijf in de derde kolom op welke behoeftes er schuilgaan achter de behoeftes in de tweede kolom.
  5. Ook achter de behoeftes in de derde kolom kunnen weer behoeftes schuilgaan. Schrijf deze op in de vierde kolom.

We geven een voorbeeld. Stel, je schrijft een beleidstekst die in eerste instantie voor een wethouder bedoeld is. Die wil de tekst vooral snel lezen, omdat hij er behoefte aan heeft om snel een besluit te nemen (zijn behoefte; kolom 1). Hij wil snel een besluit nemen omdat hij de beleidstekst morgenavond zal lezen, en op die avond wil hij liever squashen (de achterliggende behoefte in kolom 2). Hij wil squashen omdat hij zich er fit door voelt en hij wil zich graag fit voelen (kolom 3). Hij wil zich fit voelen omdat dat een manier is waarop hij zich gezond en sterk houdt: hij heeft behoefte om zelf krachtig te zijn (kolom 4).

(naar Ben Mack & Dave Lakhani, Think Two Products Ahead, 2007)