Tekststructuur

Stap 4

Geef weer wat de lezer wil.

Teken een cirkel. Schrijf hierin de naam/namen van de lezer(s) van je tekst. Weet je die niet, dan omschrijf je de lezer(s) zo kernachtig mogelijk.

Trek een cirkel om de eerste cirkel. Hierin schrijf je de associaties die je hebt bij je lezer. Denk ruim. Beschrijf gevoel, uiterlijk, eigenschappen, behoeftes.

Trek een cirkel om de tweede cirkel. Beschrijf hierin de situatie waarin je lezer zich bevindt, vlak voor hij jouw tekst straks zal lezen.

Trek een cirkel om de derde cirkel. Hierin schrijf je de emotionele behoeftes van de lezer. Sommige lezers lezen om geïnspireerd te raken, andere om zo snel mogelijk geïnformeerd te raken, weer andere om later indruk te kunnen maken, weer andere om een indruk te krijgen van jouw kennis.

Trek een cirkel om de vierde cirkel. Beschrijf hierin op welke manier je in jouw tekst tegemoetkomt aan de behoeftes van je lezer. Een lezer die twintig beleidsteksten op een avond moet bestuderen, zal eerder korte zinnen willen, een korte tekst en een duidelijke en herkenbare samenvatting. Iemand die verstrooiing zoekt, wil misschien liever een lange tekst vol bloemrijk taalgebruik.

(naar Mack & Lakhani, 2007)