Wat staat er op het spel?

Extra opdrachten

1. De categoriserende term ‘weerstand’

Psy-categoriserende termen als ‘gebrekkige impulsregulatie’ of ‘vermijdingsgedrag’ hebben een duidelijk afgebakende betekenis. Dat geldt niet voor de term ‘weerstand’. Deze term heeft wel een bepaalde psy-betekenis, maar ook een alledaagse betekenis in de zin van verzet, tegenstand en onenigheid. Als psy-categorisering verwijst hij naar iemands individuele onvermogen om constructief met veranderingen om te gaan. De impliciete aanname is dan dat die veranderingen zelf goed, logisch, redelijk en verstandig zijn.

 

Mini-les: omgaan met weerstand

Bekijk dit filmpje (duur: 6.38 minuten).

‘Een korte les over omgaan met weerstand als begeleider (trainer, coach). Meer inzicht in weerstand en concrete tips om het om te buigen naar succesvolle stappen richting doel.’

Opdracht

Deze spreker benoemt bepaald gedrag van deelnemers of cliënten als ‘weerstand’. Vervolgens legt hij uit hoe je met die weerstand om kunt gaan. In zijn manier van spreken over weerstand lopen de psy-blik en de hermeneutische blik waarmee hij naar dit gedrag kijkt door elkaar.

(1) Analyseer de manier waarop hij hierover spreekt. Laat concreet zien dat hij vooral met een psy-blik naar dergelijk gedrag kijkt.

(2) Maak ook de momenten in zijn spreken zichtbaar dat hij met een hermeneutische blik naar dit gedrag kijkt.

 

Vier tips. Hoe ga je om met weerstand?

Bekijk dit filmpje (duur: 3.45 minuten).

 

Opdracht

Waaruit blijkt dat de hermeneutische benadering van de ander en diens ‘weerstand’-gedrag een belangrijke rol speelt in deze aanpak van weerstand?

 

Weerstand en changemanagement

Bekijk dit filmpje (duur: 3.39 minuten).

‘Berthold Gunster geeft antwoord op de vraag: hoe ga ik om met weerstand bij change management?’

Opdracht

(1) Wat is zijn antwoord op deze vraag?

(2) Hoe kun je zijn verhaal constructief gebruiken in de relatie tussen sociaal werkers en cliënten?

 

Jezelf bevrijden van weerstand

Bekijk dit filmpje (duur: 3.46 minuten).

‘Weerstand heb je in allerlei vormen en het kan ook een waarschuwing in zich meedragen. Maar het kan ook in de weg zitten, jezelf daarvan bevrijden is een heerlijk gevoel.’

Vanaf 1.45 beschrijft de vrouw in het filmpje gedetailleerd wat zij voelt na het voorstel over dat dansen, wat zij lichamelijk gewaarwordt en hoe zij daar vervolgens zelf op reageert. ‘Mijn adem stokt, maar ook mijn spieren rondom mijn ademhaling. Mijn buik trekt in. Mijn gezicht vertrok en vooral die adem die dan zo vastzat. Toen moest ik eigenlijk ook vreselijk lachen om mezelf. Ik dacht: Jeetje Ireen, wat zit je nou te doen? Je zit gewoon in de weerstand, omdat je mag dansen.’

 

Opdracht

Benader op constructief-kritische wijze deze persoonlijke, licht euforische ontboezeming van iemand die een training volgt. Zij duidt haar eigen lichamelijke reacties op dat voorstel op een bepaalde manier. Hoe kun je die reacties ook duiden?

 

Enkele kanttekeningen

(1) Bedenk dat je dezelfde lichamelijke verschijnselen bij jezelf (zweten, trillen, hartkloppingen) niet alleen psychologisch, maar ook hermeneutisch kan duiden.

(2) Houd in je analyse van dit filmpje ook rekening met de mogelijkheid dat er in zo’n setting ‘humane’ sociale druk op de deelnemers wordt uitgeoefend om mee te doen. Vaak worden dergelijke trainingen gegeven tegen de achtergrond van maatschappelijk dominante ideeën over het belang van zelfontplooiing, het vinden van ‘jezelf’. Dansen als een vorm van bevrijding van ‘jezelf’. Of sterker: van ‘je ware zelf’. (Zie hierover ook hoofdstuk 5 en de maatschappijkritische geluiden van bijvoorbeeld Cederström.) In een dergelijke sociale omgeving is het vaak moeilijk om te volharden in je weigering om te gaan dansen, om te volharden in je ‘weerstand’.

 

2. Rami Malek in Short Term 12

Bekijk dit korte filmpje (duur: 1.58 minuten).

 

Scene 1 Instructie jongerenwerker

Opdracht

(1) De jongerenwerker legt Nate uit dat het zijn taak is om te zorgen voor een ‘safe environment’. Deze term legt ze niet verder uit. Heb je enig idee waarom niet? Wat zou deze term hier kunnen betekenen?

(2) Vervolgens waarschuwt ze hem dat de jongeren hem gaan uitproberen om te kijken tot hoever ze kunnen gaan. Welke benadering van deze jongeren komt tot uiting in haar waarschuwing? Een psy-benadering of een hermeneutische benadering? Of allebei?

 

Scene 2 Nate stelt zich voor aan de groep

Opdracht

Nate stelt zich voor aan de groep. De ‘newby’ spreekt de jongeren niet direct, maar indirect aan. En hij spreekt niet over ‘vulnerable kids’, maar over ‘underprivileged kids’. Een van de jongeren reageert hier fel op.

Heb je enig idee hoe het komt dat die jongere zo fel reageert op de woorden van Nate? Natuurlijk kunnen we dat op grond van dit filmpje niet met zekerheid vaststellen, maar het is zinvol om na te gaan wat er zoal aan de hand zou kúnnen zijn. Kijk in ieder geval met een dubbele blik naar hem en zijn reactie.

 

Scene 3 Stofzuigen en knuffeltje

Opdracht

(1) Nate vindt een knuffeltje. Heb je enig idee waarom hij vervolgens zo schichtig om zich heen kijkt? En waarom hij het in zijn zak steekt?

(2) Nate brengt het knuffeltje naar een jongere. Wat zou hier op het spel kunnen staan voor elk van beiden?

 

3. De regels van Matthijs

Lees eerst paragraaf 10.1 (nog eens) door. De machteloosheid van Stichting X is, zoals ze dat zelf formuleren, dat het hen niet lukt om hun cliënten te laten aansluiten bij de reguliere wijkactiviteiten. Als we echter deze aansluitingsproblematiek primair beschouwen als sociale afstemmingsproblematiek, dan kunnen we beter zeggen dat het niet lukt om beide op elkaar te laten aansluiten.

Zie voor een enigszins vergelijkbaar voorbeeld van een dergelijke machteloosheid: de NCRV-documentaire De regels van Matthijs, (2014, 3 juni). Deze documentaire is hier en hier te bekijken (duur: 1.12.46 uur).

Een trailer is hier te vinden (duur: 3.04 minuten).

De regels van Matthijs is een documentaire van Marc Schmidt over zijn jeugdvriend Matthijs die probeert een bepaalde ordening in zijn woning te creëren. Hier pakt deze machteloosheid dramatisch uit:

‘Matthijs is autistisch. Als de woningbouwvereniging hem uit zijn woning dreigt te zetten stort zijn wereld in.’ (VPRO Gids 3 juni 2014)

Instructie

Deze documentaire lijkt in veel opzichten een schrijnend voorbeeld te zijn van een situatie waarin mensen wel van goede wille zijn, maar als het ware gevangen zitten in hun eigen logica, rationaliteit, redelijkheid. Dat geldt voor Matthijs en zijn logica die op bepaalde punten (sterk) afwijkt van de maatschappelijk dominante logica. Op verschillende momenten wordt dat zichtbaar in de film. Maar dat geldt mogelijk ook voor de andere partijen. Mogelijk zitten ook zij gevangen in hun eigen logica, vooral door de vanzelfsprekendheid daarvan. Soms kunnen we daar in de film een glimp van opvangen. Matthijs is zich overigens bewust van zijn afwijkende logica. Ook weet hij dat hij met vuur speelt door de confrontatie met de woningbouwvereniging aan te gaan. Het lukt beide partijen niet om een vruchtbare relatie met elkaar op te bouwen.

Bekijk deze documentaire vooral vanuit het idee dat het primair gaat om sociale afstemmingsproblematiek tussen Matthijs en de andere betrokkenen (woningbouwvereniging, maatschappelijk werker, rechter, crisisopvang, zijn vader, zijn vriend). Kijk daarom vooral met een hermeneutische blik naar Matthijs. Hoe staat hij in het leven? Wat is voor hem logisch, redelijk? Waar staat hij voor? Welke waarden zijn er hier voor hem in het geding? Wat staat er voor hem op het spel in zijn situatie aan het begin van de film?

Het gaat hier dus om trage vragen, niet om snelle vragen als: wat had je als maatschappelijk werker dán moeten doen? Op grond van de beelden kunnen we niet zeggen dat er overduidelijke, meteen in het oog springende fouten gemaakt worden. Er zijn hier hoogstwaarschijnlijk géén gemakkelijke oplossingen. Het is dan ook sterk aan te raden om niet te snel bovenop de feiten en mogelijke oplossingen te gaan zitten! Dan loop je het risico de boel te verstikken. Neem eerst enige afstand en schep denkruimte. Mogelijk dat we dan al werkendeweg langzamerhand een richting vinden waarin we moeten zoeken.

 

Inhoud

Matthijs is handig en intelligent. Hij is bezig met het verbouwen van zijn appartement, maar doet dat wel op geheel eigen wijze. Hij betitelt zichzelf als autist.

Vanaf 18.00 tot 19.50 legt hij uit hoe ‘een autist’ op een bepaalde manier de wereld ordent en herordent. ‘De niet-autisten hebben ergens een hersenfunctie die zorgt voor overzicht en voor intuïtie en zo. En als autist moet je dat allemaal zelf doen.’ Vervolgens vertelt hij hoe hij dat doet. ‘Je moet alles uitdenken. (…) Ik heb deze woning helemaal uitgedacht.’ Hij is in staat om enigszins inzichtelijk te maken hoe hij ‘met zijn hoofd’ de wereld en dus ook zijn woning ordent en herordent. Voor zover ik (FK) het begrijp, gaat het om een soort seriële in plaats van parallelle ordening. Dat houdt in dat hij wel in staat is om in zijn hoofd  van de ene ruimte in de andere te stappen, maar dat hij niet in staat is om het geheel te overzien en van daar naar de delen te gaan en weer terug. Hij is dus niet in staat om te pendelen tussen geheel en delen. En dat weet hij van zichzelf.

Op deze manier is hij blijkbaar wel in staat geweest om een bouwtekening van zijn woning te maken en deze te laten zien aan de woningbouwvereniging. Deze moet immers toestemming geven voor de verbouwing waar hij al lang aan begonnen is. Maar elke keer als zij een klein onderdeel van die bouwtekening veranderen, moet hij weer helemaal opnieuw beginnen met het maken van die tekening. En als die tekening dan eindelijk klaar is, wil de woningbouwvereniging er weer iets aan veranderen. Hij wordt daar langzamerhand hoorndol van en het contact met de mensen van de woningbouwvereniging dreigt te escaleren. Uiteindelijk willen zij hem uit zijn woning zetten. Zij dagvaarden hem en de rechter geeft de woningbouwvereniging gelijk. Hij komt terecht in de crisisopvang van de GGZ en kort daarna pleegt hij zelfmoord.

 

Opdrachten

Het gaat bij de opdrachten uitdrukkelijk niet om de vraag wie er gelijk of ongelijk heeft, wie er goed of fout heeft gehandeld. Er zijn ongetwijfeld over en weer fouten gemaakt. Je kunt niet zeggen dat de ene kant vuile handen maakt en de andere kant brandschoon is. Het gaat om de vraag hoe het in deze situatie uiteindelijk zo gruwelijk mis is gegaan in de afstemming tussen betrokkenen. Hoe had dat mogelijk anders gekund?

 

Opdracht (algemeen)

(1) Kijk met een hermeneutische blik naar Matthijs. Hoe staat hij in het leven? Wat is voor hem logisch, redelijk? Waar staat hij voor? Welke waarden zijn er hier voor hem in het geding? Wat staat er voor hem op het spel?

(2) Ga vervolgens na waar het goed gaat, maar vooral ook waar het misgaat in de sociale afstemming tussen Matthijs en de andere betrokkenen (woningbouwvereniging, maatschappelijk werker, rechter, crisisopvang, zijn vader, zijn vriend).

Hieronder staan enkele specifieke opdrachten. Deze kunnen behulpzaam zijn bij het beantwoorden van de algemene opdracht.

 

Opdracht

(8.55-10.25) Matthijs leest voor uit een brief van de woningbouwvereniging. Die begint met: ‘Beste Matthijs, hierbij de werkafspraken.’ Waarom stoort hij zich aan deze zin? Kijk hier hermeneutisch naar. Is dit misschien alleen maar een beetje gezeur van hem over een instantie waarmee hij overhoop ligt? Of raakt het mogelijk iets substantieels bij hem?

 

Opdracht

Op verschillende plekken in de film geeft Matthijs aan dat hij mensen niet goed kan ‘lezen’. Hij neemt de woorden van mensen in eerste instantie letterlijk, terwijl hij weet dat dat vaak niet klopt. (22.03) ‘Mensen hebben een verborgen bedoeling met wat ze zeggen. Ik zou willen leren om à la minute te doorgronden wat mensen zeggen, wat ze bedoelen.’ Hij komt dus nooit goed aan de weet wat mensen bedoelen te zeggen, als ze zeggen wat ze zeggen. Zo is er mogelijk een situatie ontstaan waarin over en weer mensen elkaar niet goed kunnen ‘lezen’: hij kan de medewerkers van de woningbouwvereniging niet goed ‘lezen’ en zij kunnen hem niet goed ‘lezen’. Voor hem betekent dit dat hij mensen vaak niet vertrouwt en zich onveilig voelt bij hen.

Bekijk nu 1.00.44 – 1.01.55. Waarom vertrouwt hij de filmer wel en voelt hij zich bij hem wel veilig?

 

Opdracht

Kijk naar zijn woedeaanvallen. Twee voorbeelden: (16.02) Twee medewerkers van de woningbouwvereniging komen bij hem aan de deur. Hij gaat tekeer tegen hen. Zij gaan weg. (35.15) Als hij bij zijn galerij komt, staat de maatschappelijk werker daar. Zij zegt dat de deurwaarder komt met een dagvaarding voor huisuitzetting. Hij wordt heel kwaad. Volgens hem is dat tegen de afspraken. ‘Wat kan ik er toch aan doen! Godverdomme! Wat willen ze van mij? Waarom? (…) Waarom helpt niemand mij!? Waarom moet ik alles alleen doen!? Godverdomme!’

Hoe kun je deze woedeaanvallen duiden? Kijk niet alleen naar de kwaadheid zelf, maar ook naar de intensiteit ervan. Welke redelijkheid kan hierachter zitten? Welke redenen zou Matthijs kunnen hebben om zo kwaad te worden?

 

Opdracht

(36.40 – 40.03) ‘Nee. Nee. Ik wil niet dood. Ik hou mijn woord. Ik wil niet dood.’ Vanaf hier kondigt hij zijn eigen dood aan. Zich niet aan zijn woord houden zou hypocriet zijn, zegt hij zelf. In hoeverre is deze stap van Matthijs richting zijn eigen zelfgekozen dood in hermeneutische zin enigszins te begrijpen, voor zover wij als kijker te weten komen hoe hij in het leven staat en wat er voor hem op het spel staat?

 

Opdracht

Bekijk 1.01.56-1.03.28. Heel expliciet laat hij zichzelf hier zien als betekenisgever.

(1) Hij vat (een deel van) zijn levenshouding samen met de woorden: ‘Beter sterven met de waarheid dan overleven met een leugen. Dat is het.’ Wat bedoelt hij hiermee te zeggen?

(2) Wat hij hier zegt over zichzelf zouden we ook kunnen zien als een aanklacht tegen de maatschappij waarin we leven. In hoeverre kan het ook zinvol zijn om zijn woorden op te vatten als een rationalisatie van zijn eigen onvermogen om het vaak ingewikkelde sociale spel tussen mensen mee te spelen? In het eerste geval kijken we naar hem met een hermeneutische blik, in het tweede geval met een psy-blik.

 

4. Tiendelige podcastserie Hoe de GGZ verandert (interviewer Carlijn Welten)

De opdrachten hierna gaan over deze podcastserie.

  • ‘Het moet anders in de GGZ. Meer aandacht voor de omgeving van een patiënt, en minder voor lineair medisch denken. Verandering in de psychiatrie is niet meer de taal van de toekomst, maar de taal van nu. Dat was voor oud-hockeyinternational en aankomend jeugdpsychiater Carlijn Welten reden de tiendelige podcastserie ‘Hoe de GGZ verandert’ op te nemen. Voor deze serie ging Carlijn op zoek naar de veranderingsthema’s in de GGZ en sprak ze mensen die deze thema’s doorleven, zoals Jim van Os, Bert Wienen en de ervaringsdeskundigen van Yes We Can Clinics.’

Uiteraard staat het je vrij om alle afleveringen te beluisteren, maar voor deze opdrachten gebruiken we aflevering 1 en 6.

 

Aflevering 1 Verandering van visie in de psychiatrie, Jim van Os hoogleraar psychiatrie (duur: 36.44 minuten)
  • ‘Waarom is het nodig anders te gaan nadenken over psychiatrie? Hoe ziet dit omdenken er dan uit? En welke eerst stap kan jij, werkend in de GGZ, zetten om de verandering in gang te zetten? Jim van Os, hoogleraar in de psychiatrie, is voorvechter van omdenken en te gast in de eerste aflevering over het thema ’Veranderen van visie’ in de psychiatrie. Jim luidde al vele jaren geleden de klokken dat veranderen van koers noodzakelijk is.’

Jim van Os noemt in deze podcast verschillende zaken die van groot belang zijn voor ‘het omdenken’ in en het veranderen van de GGZ. We moeten in de psychiatrie de relatie met de patiënt centraal stellen en niet de verschillende manieren van het ‘evidencebased’ behandelen. Niet de bio-dimensie centraal stellen, maar de existentiële dimensie, de menselijkheid. ‘Misschien hebben we ons in de psychiatrie veel teveel gericht op het brein, de hersenen. Misschien moeten we ons veel meer gaan vormen op het niveau van de ziel.’, aldus van Os.

Aan het begin van de podcast formuleert Jim van Os heel beknopt waar het hem om gaat: ‘Treed in contact met ons als mens. Stel je op de hoogte van wat mijn bestaan is, wat daarin belangrijk is voor mij, wat mijn waarden zijn, wat mijn voorkeuren zijn. En denk niet dat jouw richtlijnen noodzakelijkerwijs daarbij gaan aansluiten. (…) We moeten in contact treden met onze klanten op het niveau van de menselijkheid.’

We moeten dus veel meer aansluiten bij de existentie van de patiënt, bij datgene waar iemand met zijn leven naartoe wil. Het gaat erom samen te begrijpen wat er aan de hand is. Als je daar met elkaar uitkomt, dan kun je in samenspraak kijken wat je dan eventueel kan toepassen van wat Van Os ‘de trucendoos van de psychiater’ noemt. Het lijden van mensen wijst naar die existentiële dimensie. Het dwingt mensen om zichzelf opnieuw uit te vinden, hun doelen bij te stellen en na te denken over hun identiteit. Hoe om te gaan met het eigen lijden in het licht van een zinvol bestaan? In de herstelbenadering staat deze vraag centraal.

 

Opdracht

Vanuit de DSM-categoriseringen naar mensen kijken is kijken met een psy-blik. Van Os stelt dringend voor om deze psy-benadering niet weg te gooien, maar om deze aan te vullen met een andere blik, een andere benadering. Hij spreekt hierover in termen van menselijkheid. In het boek wordt gesproken in termen van ‘de hermeneutische blik’ of ‘de hermeneutische benadering’.

(1) Ga na hoe hij in dit interview deze hermeneutische benadering schetst en uitwerkt voor de psychiatrie.

(2) Ga na in hoeverre dit overeenkomt met de manier waarop in het boek deze benadering is uitgewerkt.

(3) In hoeverre ben jij het eens met dit omdenken van de psychiatrie zoals van Os dit schetst in dit interview?

 

Aflevering 6 Aandacht voor normaliseren (duur: 38.23 minuten)

Vooraf

Al in 2012 schreef de RMO in hun adviesrapport over de jeugd- en gezinszorg: ‘Kwetsbaarheid hoort bij het leven (“ontzorgen”) en onnodige problematisering en etikettering moet worden tegengegaan (“normaliseren”).’ (Raad voor maatschappelijke ontwikkeling, 2012, p. 14).

 

Inleidende tekst bij de podcast

  • ‘“We moeten terug naar een maatschappij waarin er weer meer variatie wordt geaccepteerd, want de norm van de maatschappij is te strak geworden.” Voor het thema “normaliseren” als thema van verandering in de GGZ interviewt Carlijn Bert Wienen en Bas Rodijk. Bert Wienen is een bevlogen en inspirerende onderzoeker die zich al jaren bezig houdt met en inzet voor dit thema. Hij vindt dat we weer meer naar de context moeten kijken in de jeugdzorg, de GGZ, op scholen en minder moeten inzoomen op het kind of de jongere. Bas Rodijk heeft vanaf zijn vierde levensjaar uitgebreide ervaring in de psychiatrie en de jeugdzorg, werd jaren vrijwillig uit huis geplaatst. Nu zet hij zijn eigen ervaring in als projectleider van de werkplaats Samen Normaliseren.’

De term ‘normaliseren’ staat in deze podcast centraal. In navolging van de Franse filosoof Michel Foucault werd deze term in het recente verleden vaak gebruikt als verwijzing naar de maatschappelijk dominante tendens om ervoor te zorgen dat mensen die buiten de bandbreedte van (wetenschappelijk vastgestelde) normaliteit vallen, door middel van allerlei trainingsprogramma’s tenminste boven de ondergrens van normaliteit komen. In deze podcast wordt deze term andersom gebruikt (zie ook bovenstaand rapport van de RMO), namelijk als tegenhanger van medicalisering, als een vorm van demedicaliseren. Het wordt gebruikt als tegenwicht tegen de maatschappelijk dominante tendens om alles wat niet past binnen de krappe bandbreedte van normaliteit, te abnormaliseren. In de loop der jaren is die bandbreedte steeds smaller geworden. Kort gezegd: normaliseren is het abnormale weer normaal vinden. Normaliseren is de variatie oftewel de variëteit weer normaal te gaan vinden en zelfs te omarmen, en de kracht daarvan te zien in het kader van een goede samenleving.

In deze podcast spreekt Bert Wienen over de prestatiemaatschappij en de rol daarvan bij het categoriseren en abnormaliseren van kinderen. (Mogelijk is het in dit verband zinvol om de podcast van Lynn Berger over de prestatiemaatschappij nog eens te beluisteren.) Hij spreekt over het individualiseren van bepaald gedrag van kinderen in bijvoorbeeld een schoolklas. Bij individualiseren wordt dit gedrag benoemd in termen van bijvoorbeeld ADHD. Hiermee wordt dit gedrag helemaal los gezien van de sociale context waarbinnen dit gedrag vertoond wordt. Niet alleen van de sociale context op dat moment, maar ook van de bredere sociale context van de prestatiegerichte maatschappij, van de overheid die prestatie-eisen stelt, van prestatiegerichte ouders, maar ook van de prestatiegerichte kinderen onderling.

Het zou heel heilzaam en helpend zijn, zo zegt Bert Wienen, als we niet strak individualiseren, maar weer naar die context gaan kijken. In de hele samenleving en ook specifiek in het onderwijs is er sprake van een hoge prestatiedruk. Mede daardoor is de medisch-psychiatrische taal van jeugdzorg indringend de school binnengekomen. Veel leraren omarmen deze taal en spreken met elkaar over leerlingen in termen van ADHD en dyslexie. Niet alleen leraren, maar ook ouders hebben die taal vaak overgenomen. ‘Met de beste intenties overigens. Laten we dat vooropstellen! (…) Die taal is heel dominant. Ga daar maar eens tegen in! Daartegenover zouden we weer gewoon pedagogische taal moeten zetten, maar dat gebeurt eigenlijk niet’, zo zegt Bert Wienen.

 

Opdracht

Bert Wienen laat in zijn verhaal concreet zien op welke manieren de prestatiemaatschappij zichtbaar wordt op school. Hoe doet hij dat?

 

Opdracht

Bert Wienen spreekt over individualisering van bepaalde problematiek in het klaslokaal zonder dat daar de sociale context bij betrokken wordt.

(1) Wat bedoelt hij daar precies mee?

(2) Kijk naar jouw eigen praktijk. Zoek naar concrete voorbeelden waarin iets soortgelijks gebeurt.

 

Opdracht

Maatschappelijk dominante waardenoriëntaties waarin ‘het zelf’ centraal staat, spelen een belangrijke rol bij deze individualisering van problematiek. Denk hierbij aan termen als zelfbepaling, zelfontplooiing, zelfredzaamheid, zelfverantwoordelijkheid, zelfzorg en zelfbeheersing. In hoeverre zijn dergelijke termen in zo’n klassituatie van toepassing? Geef concrete voorbeelden.

 

Opdracht

Bert Wienen:‘Een diagnose leidt bij ouders en leraren tot een bepaalde ontschuldiging.’

(1) Wat bedoelt hij daar precies mee?

(2) in hoeverre herken je dit in je eigen praktijk?

 

Literatuur

Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (2012). Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg [publicatie]. Geraadpleegd op 1 oktober 2020 via www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2012/04/01/ontzorgen-en-normaliseren

‘Het moet anders in de GGZ. Meer aandacht voor de omgeving van een patiënt, en minder voor lineair medisch denken. Verandering in de psychiatrie is niet meer de taal van de toekomst, maar de taal van nu. Dat was voor oud-hockeyinternational en aankomend jeugdpsychiater Carlijn Welten reden de tiendelige podcastserie ‘Hoe de GGZ verandert’ op te nemen. Voor deze serie ging Carlijn op zoek naar de veranderingsthema’s in de GGZ en sprak ze mensen die deze thema’s doorleven, zoals Jim van Os, Bert Wienen en de ervaringsdeskundigen van Yes We Can Clinics.’/p>

Uiteraard staat het je vrij om alle afleveringen te beluisteren, maar voor deze opdrachten gebruiken we aflevering 1 en 6.

 

Aflevering 1 Verandering van visie in de psychiatrie, Jim van Os hoogleraar psychiatrie (duur: 36.44 minuten)

‘Waarom is het nodig anders te gaan nadenken over psychiatrie? Hoe ziet dit omdenken er dan uit? En welke eerst stap kan jij, werkend in de GGZ, zetten om de verandering in gang te zetten? Jim van Os, hoogleraar in de psychiatrie, is voorvechter van omdenken en te gast in de eerste aflevering over het thema ’Veranderen van visie’ in de psychiatrie. Jim luidde al vele jaren geleden de klokken dat veranderen van koers noodzakelijk is.’

Jim van Os noemt in deze podcast verschillende zaken die van groot belang zijn voor ‘het omdenken’ in en het veranderen van de GGZ. We moeten in de psychiatrie de relatie met de patiënt centraal stellen en niet de verschillende manieren van het ‘evidencebased’ behandelen. Niet de bio-dimensie centraal stellen, maar de existentiële dimensie, de menselijkheid. ‘Misschien hebben we ons in de psychiatrie veel teveel gericht op het brein, de hersenen. Misschien moeten we ons veel meer gaan vormen op het niveau van de ziel.’, aldus van Os.

Aan het begin van de podcast formuleert Jim van Os heel beknopt waar het hem om gaat: ‘Treed in contact met ons als mens. Stel je op de hoogte van wat mijn bestaan is, wat daarin belangrijk is voor mij, wat mijn waarden zijn, wat mijn voorkeuren zijn. En denk niet dat jouw richtlijnen noodzakelijkerwijs daarbij gaan aansluiten. (…) We moeten in contact treden met onze klanten op het niveau van de menselijkheid.’

We moeten dus veel meer aansluiten bij de existentie van de patiënt, bij datgene waar iemand met zijn leven naartoe wil. Het gaat erom samen te begrijpen wat er aan de hand is. Als je daar met elkaar uitkomt, dan kun je in samenspraak kijken wat je dan eventueel kan toepassen van wat Van Os ‘de trucendoos van de psychiater’ noemt. Het lijden van mensen wijst naar die existentiële dimensie. Het dwingt mensen om zichzelf opnieuw uit te vinden, hun doelen bij te stellen en na te denken over hun identiteit. Hoe om te gaan met het eigen lijden in het licht van een zinvol bestaan? In de herstelbenadering staat deze vraag centraal.

 

Opdracht

Vanuit de DSM-categoriseringen naar mensen kijken is kijken met een psy-blik. Van Os stelt dringend voor om deze psy-benadering niet weg te gooien, maar om deze aan te vullen met een andere blik, een andere benadering. Hij spreekt hierover in termen van menselijkheid. In het boek wordt gesproken in termen van ‘de hermeneutische blik’ of ‘de hermeneutische benadering’.

(1) Ga na hoe hij in dit interview deze hermeneutische benadering schetst en uitwerkt voor de psychiatrie.

(2) Ga na in hoeverre dit overeenkomt met de manier waarop in het boek deze benadering is uitgewerkt.

(3) In hoeverre ben jij het eens met dit omdenken van de psychiatrie zoals van Os dit schetst in dit interview?

 

Aflevering 6 Aandacht voor normaliseren (duur: 38.23 minuten)

Vooraf

Al in 2012 schreef de RMO in hun adviesrapport over de jeugd- en gezinszorg: ‘Kwetsbaarheid hoort bij het leven (“ontzorgen”) en onnodige problematisering en etikettering moet worden tegengegaan (“normaliseren”).’ (Raad voor maatschappelijke ontwikkeling, 2012, p. 14).

 

Inleidende tekst bij de podcast

  • ‘“We moeten terug naar een maatschappij waarin er weer meer variatie wordt geaccepteerd, want de norm van de maatschappij is te strak geworden.” Voor het thema “normaliseren” als thema van verandering in de GGZ interviewt Carlijn Bert Wienen en Bas Rodijk. Bert Wienen is een bevlogen en inspirerende onderzoeker die zich al jaren bezig houdt met en inzet voor dit thema. Hij vindt dat we weer meer naar de context moeten kijken in de jeugdzorg, de GGZ, op scholen en minder moeten inzoomen op het kind of de jongere. Bas Rodijk heeft vanaf zijn vierde levensjaar uitgebreide ervaring in de psychiatrie en de jeugdzorg, werd jaren vrijwillig uit huis geplaatst. Nu zet hij zijn eigen ervaring in als projectleider van de werkplaats Samen Normaliseren.’

De term ‘normaliseren’ staat in deze podcast centraal. In navolging van de Franse filosoof Michel Foucault werd deze term in het recente verleden vaak gebruikt als verwijzing naar de maatschappelijk dominante tendens om ervoor te zorgen dat mensen die buiten de bandbreedte van (wetenschappelijk vastgestelde) normaliteit vallen, door middel van allerlei trainingsprogramma’s tenminste boven de ondergrens van normaliteit komen. In deze podcast wordt deze term andersom gebruikt (zie ook bovenstaand rapport van de RMO), namelijk als tegenhanger van medicalisering, als een vorm van demedicaliseren. Het wordt gebruikt als tegenwicht tegen de maatschappelijk dominante tendens om alles wat niet past binnen de krappe bandbreedte van normaliteit, te abnormaliseren. In de loop der jaren is die bandbreedte steeds smaller geworden. Kort gezegd: normaliseren is het abnormale weer normaal vinden. Normaliseren is de variatie oftewel de variëteit weer normaal te gaan vinden en zelfs te omarmen, en de kracht daarvan te zien in het kader van een goede samenleving.

In deze podcast spreekt Bert Wienen over de prestatiemaatschappij en de rol daarvan bij het categoriseren en abnormaliseren van kinderen. (Mogelijk is het in dit verband zinvol om de podcast van Lynn Berger over de prestatiemaatschappij nog eens te beluisteren.) Hij spreekt over het individualiseren van bepaald gedrag van kinderen in bijvoorbeeld een schoolklas. Bij individualiseren wordt dit gedrag benoemd in termen van bijvoorbeeld ADHD. Hiermee wordt dit gedrag helemaal los gezien van de sociale context waarbinnen dit gedrag vertoond wordt. Niet alleen van de sociale context op dat moment, maar ook van de bredere sociale context van de prestatiegerichte maatschappij, van de overheid die prestatie-eisen stelt, van prestatiegerichte ouders, maar ook van de prestatiegerichte kinderen onderling.

Het zou heel heilzaam en helpend zijn, zo zegt Bert Wienen, als we niet strak individualiseren, maar weer naar die context gaan kijken. In de hele samenleving en ook specifiek in het onderwijs is er sprake van een hoge prestatiedruk. Mede daardoor is de medisch-psychiatrische taal van jeugdzorg indringend de school binnengekomen. Veel leraren omarmen deze taal en spreken met elkaar over leerlingen in termen van ADHD en dyslexie. Niet alleen leraren, maar ook ouders hebben die taal vaak overgenomen. ‘Met de beste intenties overigens. Laten we dat vooropstellen! (…) Die taal is heel dominant. Ga daar maar eens tegen in! Daartegenover zouden we weer gewoon pedagogische taal moeten zetten, maar dat gebeurt eigenlijk niet’, zo zegt Bert Wienen.

 

Opdracht

Bert Wienen laat in zijn verhaal concreet zien op welke manieren de prestatiemaatschappij zichtbaar wordt op school. Hoe doet hij dat?

 

Opdracht

Bert Wienen spreekt over individualisering van bepaalde problematiek in het klaslokaal zonder dat daar de sociale context bij betrokken wordt.

(1) Wat bedoelt hij daar precies mee?

(2) Kijk naar jouw eigen praktijk. Zoek naar concrete voorbeelden waarin iets soortgelijks gebeurt.

 

Opdracht

Maatschappelijk dominante waardenoriëntaties waarin ‘het zelf’ centraal staat, spelen een belangrijke rol bij deze individualisering van problematiek. Denk hierbij aan termen als zelfbepaling, zelfontplooiing, zelfredzaamheid, zelfverantwoordelijkheid, zelfzorg en zelfbeheersing. In hoeverre zijn dergelijke termen in zo’n klassituatie van toepassing? Geef concrete voorbeelden.

 

Opdracht

Bert Wienen:‘Een diagnose leidt bij ouders en leraren tot een bepaalde ontschuldiging.’

(1) Wat bedoelt hij daar precies mee?

(2) in hoeverre herken je dit in je eigen praktijk?

 

Literatuur

Raad voor maatschappelijke ontwikkeling (2012). Ontzorgen en normaliseren. Naar een sterke eerstelijns jeugd- en gezinszorg [publicatie]. Geraadpleegd op 1 oktober 2020 via www.raadrvs.nl/documenten/publicaties/2012/04/01/ontzorgen-en-normaliseren