-
Het cyclisch proces in het R4-kwadrantenmodel betekent dat:
-
binnen elk kwadrant de andere drie kwadranten steeds terug kunnen keren.
-
de kwadranten een lemniscaatbeweging maken.
-
de het proces van programmeren nooit af is.
-
‘Begeleiden is een cyclisch proces' betekent:
-
de ene keer verloopt begeleiding beter dan de andere keer.
-
dat elke stap bij begeleiding een nieuwe beginsituatie inhoudt..
-
het proces blijft zich spiraalvormig herhalen tot het einddoel is bereikt.
-
Participatie en zelfverantwoordelijkheid in een programma kunnen:
-
inhoud en vormgeving behoorlijk veranderen.
-
inhoud en vormgeving behoorlijk in de weg zitten.
-
inhoud en vormgeving behoorlijk ingewikkeld maken.
-
Bij ontwikkelingsgericht programmeren:
-
houd je rekening met de ontwikkelingsachterstand van de cliënt.
-
houd je rekening met onverwachte ontwikkelingen in het programma.
-
houd je rekening met longitudinale aspecten en omgevingsfactoren.
-
De creatieve programmeur kan situaties zodanig beïnvloeden dat:
-
resultaten zonder veel inspanning worden bereikt.
-
mensen zelf mogelijkheden gaan zien om initiatieven te ontplooien en oplossingen te bereiken.
-
problemen zich niet zullen voordoen.
-
Systeemtheorieën gaan over:
-
samenhang en ordening van agogische dienstverlening.
-
relaties en betekenissen van fenomenen.
-
verzamelingen van elementen in een begeleidingssysteem.
-
Evaluatie moet altijd aansluiten bij:
-
verwachtingen en doelen uit het programma.
-
deelnemers en begeleiders van het programma.
-
organisatiedoelen van de instelling.
-
Een ex ante onderzoek beschrijft:
-
de beoogde resultaten en effecten vooraf.
-
de beoogde resultaten en effecten tussentijds.
-
de beoogde resultaten en effecten achteraf.
-
Bij evalueren maak je onderscheid tussen:
-
programma en begeleiding.
-
aanpak en inhoud.
-
proces en inhoud.
-
Enige professionele afstand (distantie) bij programmabegeleiding is nodig om:
-
het werk ook weer 'los te kunnen laten'.
-
een onafhankelijke en professionele positie te kunnen bewaren.
-
overzicht en controle te behouden.
-
Agogische interventiestrategieën zijn bij begeleiding:
-
een theoretisch en methodisch raamwerk om de eigen aanpak te onderbouwen.
-
de beste instrumenten voor onmiddellijk ingrijpen.
-
hulpmiddelen en technieken voor groepswerk.
-
Begeleiding is het voortdurend zoeken naar evenwicht tussen:
-
eigen belangen en die van cliënten of groepen.
-
afstand bewaren en er bovenop zitten - regels bedenken en regels veranderen.
-
afstand bewaren en betrokken zijn - structuur bieden en vrijheid geven.
-
Cyclisch begeleiden is:
-
rekening houden met stemmingen en cycli.
-
voortdurend nieuwe stappen zetten op basis van behaalde successen.
-
een voortdurende afwisseling van proces en inhoud.
-
Taakgerichte begeleiding is:
-
gericht op taken van de professional.
-
gericht op een juiste taakverdeling tussen verschillende professionals.
-
gericht op de individuele prestaties van een cliënt.
-
Een begeleidingsplan krijgt sociaal-agogische betekenis:
-
als het plan is goedgekeurd door organisatie, professional en cliënt.
-
als de begeleidingsstrategie wordt verbonden met beroepsmethodiek.
-
als de begeleidingsaanpak in voldoende mate aansluit op de vraag.
-
De vijf P's kunnen worden gebruikt voor:
-
het bepalen van de juiste onderzoeksvragen in een behoefteanalyse.
-
het bepalen van de hulpvragen van een cliënt.
-
het bepalen van de juiste begeleidingsaanpak.
-
Begeleiding in programma's bestrijkt grofweg drie doelgebieden:
-
emancipatie, ontplooiing en ontmoeting.
-
emancipatie, activering en participatie.
-
emancipatie, normalisatie en participatie.
-
Met de milieubenadering wordt bedoeld:
-
dat de aandacht zich primair richt op de sociale en fysieke omgeving van een cliënt of groep.
-
dat de begeleiding ecologisch verantwoord verloopt.
-
dat de aandacht vooral uitgaat naar een gezond leefklimaat.
-
Een goede begeleider:
-
maakt geen fouten.
-
maakt zichzelf zoveel mogelijk overbodig.
-
maakt zichzelf niet druk.
-
Een evaluatie heeft als kenmerk:
-
dat elke partij zijn eigen bijdrage levert aan de uitkomsten.
-
dat de uitkomsten voor elke partij een andere waarde en betekenis kunnen hebben.
-
dat elke partij er zijn eigen draai aan zal geven.
-
Tussentijdse evaluaties zijn belangrijk als:
-
overleginstrument.
-
uitlaatklep.
-
sturingsinstrument.
-
De vijf algemene aandachtspunten van evaluatie zijn:
-
programma, proces, product, persoon en prestatie.
-
om je heen kijken, terugkijken, vooruitkijken, bijstellen en beslissen.
-
kijken, voelen, oordelen, nadenken en doen.
-
De keuze voor een evaluatietechniek moet passen bij:
-
de cliënt of groep.
-
het programma.
-
de situatie.
-
De P.R.I.M.A.-punten van evaluatie zijn:
-
proces, resultaat, inhoud, methodiek en agogiek.
-
product, reflectie, inhoud, methodiek en agogiek.
-
praten, reflecteren, informeren, meedenken en accepteren.