Profiel van de Nederlandse overheid

Hoofdstuk 3

Vragen en opdrachten 

  1. Geef een omschrijving van de volgende begrippen:
    • systeem
    • input
    • output
    • black box
    • indikking
    • poortwachter
    • doelgroep
    • procesanalyse
    • model
        
  2. Teken het werkmodel van het politieke systeemmodel en benoem alle elementen. Gebruik zowel de Nederlandstalige als de Engelstalige benamingen.
  3. Leg aan de hand van het systeemmodel uit wat ‘non-decision’ is.
  4. Noem twee plaatsen in het model waar ‘indikking’ plaatsvindt. Geef bij elk een voorbeeld.
  5. Wat is de relevantie van het systeemmodel voor de bestuurskunde?
  6. “Het veldproces is een autonoom keuzeproces.” Wat betekent deze uitspraak?
  7. Ben je het eens met de uitspraak uit vraag 6? Motiveer je antwoord.
  8. Waarom spelen bij veel organisaties de ‘contingentietheorie‘ en de ‘interorganisatietheorie’ een belangrijke rol?
  9. Wat houdt de ‘procesanalyse’ in? Probeer van een eigen voorbeeld een plattegrond te maken.
  10. Leg uit wat met het ‘beleidsveld’ bedoeld wordt.
  11. “De procesanalyse kan heel zinvol zijn voor het beschrijven van het beleidsveld.” Leg uit waarom deze stelling juist is.
  12. Geef aan waarom je jezelf moet beperken bij het beschrijven van veldprocessen.
  13. Leg uit waarom het systeemmodel en de procesanalyse elkaar kunnen aanvullen.