Waarom is het steeds vaker noodzakelijk dat de overheid, voordat zij beleid opstelt, overleg voert met haar omgeving?
Geef een korte schets van de ontwikkeling van de relatie ‘overheid-burger’ sinds de Tweede Wereldoorlog.
Welke bestuursstijlen worden in dit hoofdstuk genoemd? Geef een beschrijving van deze verschillende stijlen.
Wanneer is het zinvol om te kiezen voor een ‘participerende stijl’ en wanneer voor een ‘gesloten autoritaire stijl’?
Wat is het verband tussen een ‘hoofddoel’, een ‘tussendoel’ en een ‘nevendoel’?
Stel, je moet een project opzetten om de betrokkenheid van bewoners bij hun buurt te bevorderen. Formuleer een hoofddoel, tussendoelen en eventueel nevendoelen voor dit project.
Welke beleidsinstrumenten zou je inzetten om de doelstellingen uit de vorige vraag te realiseren? Motiveer je keuze.
Waarom is het wenselijk om meerdere beleidsinstrumenten in te zetten om een bepaald doel te bereiken?
Waarom worden er in de praktijk vaak instrumenten gekozen die niet erg geschikt zijn?
Waarvan is de instrumentkeuze veelal afhankelijk?
Waarom blijken communicatieve instrumenten in de praktijk vaak verwarring op te leveren?
Waarom wordt een ‘bijeenkomst’ gerekend tot de communicatieve instrumenten?
Welke rol speelt ‘inspraak’ in een beleidsvormingsproces?
Noem twee voordelen en twee nadelen van ‘lobbyen’.
Waarin verschillen ‘actiegroepen’, ‘pressiegroepen’, en ‘belangengroepen’ van elkaar? Geef van elk een voorbeeld.
Waarom kiest de overheid ervoor om sommige belangengroepen financieel te ondersteunen?
www.platformparticipatie.nl Voorbeeld van een site van de rijksoverheid (hier van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) waarop alle actuele participatietrajecten worden weergeven, waarbij burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties de mogelijkheid van inspraak hebben.
