In de cognitieve psychologie wordt het standpunt ingenomen dat de persoon zelf veroorzaker van zijn gedrag is en dat de oorzaken gezocht moeten worden in zijn opvattingen en denkprocessen. Zo’n visie wordt met het begrip ‘centralisme’ aangeduid. Met welke andere stroming vertoont de cognitieve psychologie hiermee duidelijke overeenkomsten?
Het behaviorisme.
De humanistische psychologie.
De psychoanalyse.
Wat was volgens de schrijver de belangrijkste stimulans tot de ontwikkeling van de cognitieve psychologie?
Het falen van de behavioristische psychologie.
De maatschappelijke behoefte aan een ‘informatietheorie’.
Het ontstaan van de psycholinguïstiek.
In de begintijd van de cognitieve psychologie ging men uit van de mechanistische visie. Later werd deze visie losgelaten. Waarom voldeed de mechanistische visie in de cognitieve psychologie niet?
Omdat de cognitieve processen niet opgehelderd werden.
Omdat de vergelijking met een computer niets verklaarde.
Omdat de mens niet passief maar juist actief met informatie omgaat.
Wat zijn de cognitief psychologen te weten gekomen over de cognitieve processen bij kinderen en volwassenen?
De cognitieve processen bij kinderen en volwassenen verschillen niet wezenlijk.
De cognitieve processen bij kinderen en volwassenen verschillen vooral in kwaliteit. Ze zijn complexer bij volwassenen.
De cognitieve processen bij kinderen en volwassenen verschillen vooral kwantitatief. Ze zijn er meer bij volwassenen dan bij kinderen.
Cognitieve schema’s blijken belangrijk te zijn in hoe wij omgaan met informatie. Welke van onderstaande beweringen is correct?
Met schema’s selecteren wij informatie.
Schema’s bepalen mede wat we wel en niet herinneren van een situatie.
Beide beweringen zijn correct.
Mindfulness is een nieuwe vorm van hulpverlening met duidelijke raakvallen met de cognitieve psychologie. Welk begrip geeft een goede typering van deze methode?
Aandacht.
Interpretatie.
Herstructurering.
Wat is een kenmerk van de onbewust verlopende waarnemingscyclus?
Bij de verwerking van informatie worden veel fouten gemaakt.
Er wordt veel informatie verwerkt.
Er wordt juist weinig informatie verwerkt.
We horen wel eens dat mensen die in therapie gaan, tijdens deze therapie zich gebeurtenissen weten te herinneren waaraan voor deze therapie geen enkele herinnering bestond. Wat weten we van deze ‘hervonden’ herinneringen?
Hoe meer details iemand weet te herinneren van de gebeurtenis des te meer kans dat deze ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Hervonden herinneringen aan traumatische gebeurtenissen zoals incest, mishandeling en verwaarlozing blijken vaak echt te zijn, omdat bekend is dat juist deze pijnlijke herinneringen verdrongen worden.
We moeten heel voorzichtig zijn met ‘hervonden’ herinneringen, omdat uit onderzoek blijkt dat wij veel van onze herinneringen als echt beschouwen maar toch zelf construeren zonder dat door te hebben.
Op welke geheugenprocessen is het onderscheid tussen het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen van toepassing?
De expliciete geheugenprocessen.
De impliciete geheugenprocessen.
Beide geheugenprocessen.
Een zesjarig meisje laat je vol trots haar nieuwe sokken zien. Ze zegt: ‘Mooi hè, ze zijn van echt bont.’ Je bekijkt de sokken vol aandacht en ziet dat ze van badstof zijn en reageert met te zeggen: ‘Ja, ze zijn heel mooi, maar weet je wel zeker dat ze van bont zijn?’ Op je vraag vervolgt het meisje met: ‘Echt waar hoor, mamma heeft zelf gezegd dat ze in de bonte was moeten.’ Hoe verklaar je het antwoord van het meisje vanuit de theorie van Piaget?
Het meisje accommodeert ‘verkeerd’.
Het meisje assimileert ‘verkeerd’.
Het meisje ‘loopt achter’, want ze is niet in het cognitieve stadium waarin ze volgens haar leeftijd hoort te zijn.
Wat is de essentie van psycho-educatie?
Het vergroten van kennis door het uitbreiden van cognitieve schema’s.
Het anders leren aankijken tegen een vervelende situatie door het veranderen van cognitieve schema’s.
Het bewust worden van een situatie door de aandacht te leren richten op de inhoud van cognitieve schema’s.
Een lichamelijk gehandicapte bewoner die een partner zoekt komt terug van een contactavond, waar hij iemand hoopte te vinden om een relatie mee te starten. Tegen een personeelslid van de woonvoorziening waar hij verblijft zegt hij: ‘Dit was niets, er waren alleen maar valide mensen en zij zullen nooit een rolstoeler kiezen.’ Wat voor een attributie maakt de bewoner?
Een interne attributie.
Een specifieke attributie.
Een stabiele attributie.
Wat is de belangrijkste verklaring in de cognitieve psychologie voor het ontstaan van depressies?
Disfunctionele cognitieve schema’s.
Geringe en onjuiste informatie.
Obsessieve (= dwang) gedachten.
Een kind uit een dorp gaat na de vakantie voor het eerst naar de middelbare school in de grote stad. Hij ziet daar toch wel tegenop en ligt de nacht voor de eerste schooldag lang wakker in zijn bed. Wat benadrukt men in de rationeel-emotieve therapie (RET) bij het verklaren van de angstige gevoelens van het kind?
De gebeurtenis zelf. Het is logisch dat je opziet tegen die eerste dag, want dit is een grote stap voor elk kind.
De gedachten en fantasieën die het kind heeft over de eerste schooldag.
Het gedrag van het kind. Het wakker liggen zorgt ervoor dat de angstige gevoelens de vrije ruimte krijgen.
Welk doel hebben cognitieve prothesen?
Het verminderen van de ernst van een handicap.
Het verminderen van de beperkingen die een handicap met zich meebrengt.
Het plaatsen van de handicap in een nieuw cognitief kader zodat de beperkingen minder benadrukt worden.