Zestien weken na de nationale introductie van een nieuw consumentenproduct ontvangt de productmanager de volgende gegevens: • marktbereik (gewogen distributie): 55 procent; • verwachte cumulatieve penetratie: 40 procent; • reclameaandeel: 30 procent; • omzet af-fabriek van de onderneming tot nu toe: € 600.000; • gebruiksintensiteit: 5 procent boven het gemiddelde in de betreffende markt; • verwachte herhalingsaankopen als percentage van initiële aankopen: 30 procent; • ongewogen distributie: 45 procent.
Op grond van deze gegevens mag de productmanager redelijkerwijs verwachten dat zijn marktaandeel op volumebasis zal zijn:
8,1 procent
10,8 procent
12,6 procent
27,0 procent
Een fabrikant van niet-duurzame consumentengoederen heeft met een artikel een marktbereik (gewogen distributie) van 25 procent. De selectie-indicator van dit artikel is 0,625. Het omzetaandeel van dit artikel is 60 procent. Welke actie is het meest geschikt om het marktaandeel te vergroten?
Inschakeling van grotere distributeurs
Meer nadruk leggen op exclusieve distributie
Meer nadruk leggen op selectieve distributie
Verhoging van de omzetsnelheid bij de huidige distributeurs
Als het gekozen distributiekanaal voor een product leidt tot een gewogen distributie van 25 procent, een omzetaandeel van 60 procent en een selectie-indicator van 0,8, wat is dan het marktaandeel?
12 procent
15 procent
20 procent
48 procent
Een onderneming levert merk J direct aan detaillisten. De totale markt bedraagt 15.000.000 eenheden. Er zijn in totaal 15.000 detaillisten, van wie 6.000 merk J verkopen. In totaal verkopen deze 6.000 detaillisten 9.000.000 eenheden, waarvan 3.000.000 eenheden merk J. Hoe groot is het afzetaandeel van merk J?
20 procent
33 procent
40 procent
60 procent
Een producent kan een aantal keuzen maken met betrekking tot de distributie van zijn producten. Voor welke distributievorm kiest een producent van shopping goods?
Intensieve distributie via een lang kanaal
Selectieve distributie via een kort kanaal
Intensieve distributie via een kort kanaal
Selectieve distributie via een lang kanaal
Het aantal contactlijnen tussen vijf fabrikanten en tien potentiële afnemers wordt door inschakeling van één tussenpersoon verminderd met:
30 procent
50 procent
70 procent
90 procent
Wat is een juiste omschrijving van het begrip ‘winkelimago’?
De mate waarin het winkelconcept aansluit bij de wensen en behoeften van de klant
De beleving die winkelier wil overbrengen met zijn winkelconcept
De vertaling van het merk en de merkwaarden naar een winkelconcept
Het gevoel (ideeën, oordelen) dat de klant heeft bij een winkelconcept
‘Intensieve distributie’ betekent dat:
Het product een maximale spreiding heeft bij een winkeltype
Het product verkrijgbaar is bij een zo groot mogelijk aantal verkooppunten
De verkooppunten zeer frequent en regelmatig bevoorraad worden
Het product op verschillende, in het oog springende plaatsen in de winkel staat
De margarine van Zeeuwsche Roem wordt verkocht door 70 procent van de potentiële verkooppunten. Daar heeft Zeeuwsche Roem een aandeel in de totale margarineomzet van 30 procent. De verkooppunten met Zeeuwsche Roem verkopen gemiddeld 20 procent minder margarine dan de totale gemiddelde margarineomzet per verkooppunt. Het marktbereik op basis van deze gegevens is:
50 procent
56 procent
70 procent
80 procent
Fietsfabrikant Bamboobike weet dat een groot deel van zijn potentiële kopers informatie verzamelt over duurzame fietsen van de website van de ANWB en de website www.voordewereldvanmorgen.nl. Daarom heeft Bamboobike besloten een banner te plaatsen op deze beide website om zo potentiële klanten te interesseren voor zijn fietsen. Hoe wordt deze strategie genoemd?
Pushstrategie
Multichannelstrategie
Pullstrategie
Distributie strategie
Onder de optimale bestelhoeveelheid wordt de hoeveelheid verstaan waarbij:
De bestelkosten per eenheid product minimaal zijn
De voorraadkosten per eenheid product minimaal zijn
De som van de bestelkosten en de voorraadkosten per eenheid product minimaal is
De kosten van de veiligheidsvoorraad per eenheidproduct minimaal zijn
Welke van de volgende beweringen is juist?
De hypermarkt heeft een zeer breed, maar tamelijk ondiep assortiment dat bestaat uit food- en non-foodartikelen
De hypermarkt is als het ware een combinatie van een supermarkt en een warenhuis
Action, Wibra en Zeeman zijn voorbeelden van discounters