Als we het woord laatkomer horen, zal op een gegeven moment het logogen voor dit woord vuren. Dan vallen alle andere kandidaten af. Maar sommige van die kandidaten bereiken een hoger activatieniveau dan andere. Welke van de onderstaande kandidaten denk je dat het langst in de race blijft?
laatst
laadklep
plaats
laagst
(Zie het boek op blz. 252.)
Waar ligt het uniekheidspunt in het Nederlandse woord vitrage?
Na de /t/.
Na de /r/.
Na de /a/.
Na de /ʒ/.
(Zie het boek op blz. 257.)
Als we de manier bekijken waarop de 3 woordherkenningsmodellen logogen, cohort en Trace met de kandidaten omgaan, op welk model lijkt het Trace-model dan het meest?
Het logogenmodel: kandidaten met andere fonemen aan het begin dan het doelwoord vallen niet direct af.
Het logogenmodel: kandidaten met andere fonemen aan het begin dan het doelwoord vallen direct af.
Het cohortmodel: kandidaten met andere fonemen aan het begin dan het doelwoord vallen niet direct af.
Het cohortmodel: kandidaten met andere fonemen aan het begin dan het doelwoord vallen direct af.
(Zie het boek op blz. 264.)
Stel dat de /t/ in fluit en zwoot 50 ms duurt. Hoelang wachten de proefpersonen dan gemiddeld met het drukken op de knop nadat het woord fluit afgelopen is? En bij het woord zwoot?
200 ms voor fluit en 400 ms voor zwoot.
250 ms voor fluit en 450 ms voor zwoot.
300 ms voor fluit en 500 ms voor zwoot.
400 ms voor fluit en 200 ms voor zwoot.
(Zie het boek op blz. 265.)
Welke van de onderstaande vier taken is niet gebaseerd op het principe van cross-modal priming?
Het detecteren van bepaalde woorden in een opname tijdens het kijken naar een aantal dia’s.
Het bepalen of woorden die op een computerscherm verschijnen in een bepaalde categorie vallen terwijl er spraak over een koptelefoon klinkt.
Het detecteren van namen van popgroepen in spraak met muziek op de achtergrond.
Het bepalen van de status (lexicaal of non-woord) van gesproken woorden terwijl er andere (non-)woorden op een computerscherm verschijnen.
(Zie het boek op blz. 270.)
Wat vertelt figuur 11.4 je over het nut van willekeurige pauzes in computerspraak?
Computerspraak met willekeurige pauzes is slechter te verstaan dan computerspraak zonder pauzes.
Computerspraak met willekeurige pauzes is beter te verstaan dan computerspraak zonder pauzes.
Computerspraak met willekeurige pauzes is in zinnen met alleen maar eenlettergrepige woorden beter te verstaan dan computerspraak zonder pauzes.
Het maakt niet uit of we willekeurige pauzes maken of helemaal geen pauzes.
(Zie het boek op blz. 270.)
In welk deel van de lettergreep verwacht je, gezien de hier besproken verschillen tussen onsets en coda’s, dat de complexiteit van consonantclusters over het algemeen het grootst is in een taal?