(Zie het boek op blz. 326.)Hieronder zie je twee grafieken. In de bovenste grafiek zie je de duur van de klinker /a/ in het (nonsens)woord
saal,
staal en
straal op de x-as en de duur van de onset in dezelfde woorden op de y-as. In het onderste plaatje zien we weer de duur van de /a/ op de x-as, maar nu vinden we op de y-as de codaduur van
maas,
maats en
maarts. In beide plaatjes zijn de verschillende onsets en coda’s aangegeven met verschillende symbolen. In welk plaatje vinden we een neiging naar lettergreepisochronie?