(Zie het boek op blz. 117.)

Waarom worden geluidsgolven steeds zwakker naarmate ze verder van de bron verwijderd zijn?

(Zie het boek op blz. 117.)

De periode van een trillende gong is 25 ms. Deze trilling plant zich voort door de lucht als verdichtingen en verdunningen in de hoeveelheid deeltjes. Op een bepaalde plaats waar het geluid langskomt, kunnen we deze verdichtingen en verdunningen meten als variaties in de luchtdruk. We kunnen de luchtdrukvariatie op deze plaats beschrijven met een sinus. We tekenen deze sinus op dezelfde manier als in figuur 6.2. Als we de frequentie van die sinus beschouwen, waar moet deze tekening dan staan ten opzichte van de twee al aanwezige tekeningen?

(Zie het boek op blz. 118.)

Hieronder staan vier zuivere sinusgeluiden. Welke van de vier heeft de langste periode?

(Zie het boek op blz. 120.)

We horen een geluid dat we nog net van stilte kunnen onderscheiden. De geluidsdruk is dan 0,00002 pascal. Hoeveel decibel is dat? Je hebt nu een relatieve maat voor de geluidssterkte berekend. Wat betekent dat?

(Zie het boek op blz. 122.)

Hieronder staat de golfvorm van een klank uit het Nederlands. Welke zou het kunnen zijn?

(Zie het boek op blz. 123.)

Wanneer zouden we de segmentatielijnen altijd perfect kunnen trekken?

(Zie het boek op blz. 126.)

In de onderstaande figuur staat de golfvorm van een Nederlands woord. Welk woord zou dit kunnen zijn?

(Zie het boek op blz. 128.)

Iemand neemt het woord kaas op en meet de duur van de /k/ in een oscillogram. Hij komt op 316 ms (zie afbeelding). Hij neemt daarna de zin wil je kaas eens zeggen op en meet weer de duur van de /k/. Nu komt hij uit op 164 ms (zie afbeelding). Wat is de meest realistische waarde en wat is er bij de andere meting fout gegaan?

(Zie het boek op blz. 130.)

Hieronder staan de oscillogrammen van hooien, hopen, holen en hoven in willekeurige volgorde. De verschillen zijn erg klein. Bestudeer ze goed en kies dan het oscillogram van holen.


Oscillogram 1


Oscillogram 2


Oscillogram 3


Oscillogram 4