Oefeningen
-
Wat zijn kerndoelen en eindtermen?
- Deze geven per schoolvak de hoofdzaken aan die leerlingen zouden moeten kennen en kunnen.
- Deze beschrijven concrete leerresultaten, meestal voor een afgebakende onderwijsperiode, bijvoorbeeld een lessenserie.
- Uitwerkingen van leerdoelen op het niveau van afzonderlijke lessen in de onderbouw (kerndoelen) of bovenbouw (eindtermen).
- Lijstjes met onderwerpen die per leerjaar in de juiste volgorde behandeld moeten worden.
-
Welk leerdoel is het meest deugdelijk geformuleerd?
- De leerlingen begrijpen hoe de industriële revolutie ontstond.
- De leerling heeft inzicht in de complexiteit van het verschijnsel industrialisatie.
- In Nederland begon de industrialisatie vanaf 1870 werkelijk door te zetten.
- De leerlingen kunnen uitleggen waarom in Nederland de industrialisatie later inzette dan in zijn buurlanden.
-
Hieronder staan drie functies van leerdoelen. Wat is GEEN functie?
- Leerdoelen geven een selectie aan uit de overdaad aan historische informatie in schoolboeken.
- Leerdoelen geven richting aan didactische keuzes in de les.
- Leerdoelen maken leerlingen duidelijk hoe ze een historisch probleem moeten oplossen.
- Leerdoelen zijn onmisbaar om de vorderingen van leerlingen te evalueren.
-
Uit welke twee elementen bestaat een goed leerdoel minimaal?
-
1 Een verwijzing naar het kerndoel/de eindterm waar het leerdoel van is afgeleid.
2 Een beschrijving van de manier waarop het leerdoel getoetst zal worden. -
1 Een zo concreet mogelijke beschrijving van de inhoud (de leerstof).
2 De handeling die de leerling met die inhoud moet kunnen verrichten: noemen, uitleggen, verklaren, enzovoort. -
1 Een zo concreet mogelijke beschrijving van de inhoud (leerstof).
2 Een verwijzing naar de verwerkingsopdrachten om met die inhoud te kunnen oefenen. -
1 Een verwijzing naar de alinea's uit het leerboek die geleerd moeten worden.
2 De handeling die leerlingen met die alinea's moeten kunnen verrichten: reproduceren, in eigen woorden navertellen, enzovoort.
-
1 Een verwijzing naar het kerndoel/de eindterm waar het leerdoel van is afgeleid.
-
Wat is (in leertheoretische zin) het verschil tussen productie en reproductie?
- Met productie wordt bedoeld: iets nieuws produceren. Reproductie is het onbewerkt weergeven van opgeslagen kennis.
- Bij productie doet de leerling iets actiefs: schrijven of toelichten. Bij reproductie gaat het om luisteren.
- Voor productie is nieuwe leerstof nodig, bij reproductie gaat het om al behandelde leerstof.
- Bij productie gaat het om historische feitenkennis, bij reproductie om leesvaardigheid.
-
Welke van deze vier leerdoelen zijn divergerend?
1 De leerling kan een omschrijving geven van het begrip 'rechtsstaat'.
2 De leerling kan twee factoren noemen die de oprichting van het Warschaupact bevorderden.
3 De leerling kan een overzicht geven van de belangrijke ontwikkelingen in de strijd om burgerrechten in de Verenigde Staten in de periode 1945-1980.
4 De leerling kan twee totalitaire regimes met elkaar vergelijken en overeenkomsten en verschillen aanwijzen.- Leerdoelen 2 en 4.
- Leerdoelen 3 en 4.
- Leerdoelen 1 en 2.
- Leerdoelen 2 en 3.
-
Wat is een kenmerkend verschil tussen kennis en begrip enerzijds en toepassing, analyse en synthese anderzijds?
- Toepassing, analyse en synthese zijn altijd moeilijker dan kennis en begrip.
- Bij toepassing, analyse en synthese vindt actieve bewerking van de leerstof plaats.
- Kennis en begrip staan los van elkaar, toepassen, analyse en synthese vindt altijd in samenhang plaats.
- Bij kennis en begrip gaat het om denkvaardigheden, bij toepassing, analyse en synthese om doe-vaardigheden.
-
Wat is van cruciaal belang bij het zelf maken van een taxonomie?
- Dat het aantal beheersingsniveaus even (en niet oneven) is.
- Dat het aantal criteria waarvan we rubrieken maken, even (en niet oneven) is.
- Dat criteria op de staande as staan en beheersingsniveaus op de liggende as.
- Dat het aantal criteria niet te groot is (met een maximum van vijf).
-
Van welke (beoogde) beheersingsniveaus uit de taxonomie van Bloom is sprake in dit leerdoel:
'De leerling kan onderscheid maken tussen gevolgen op korte en lange termijn van de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. (Zonder deze vooraf uit het hoofd te leren.)'- Van kennis en begrip.
- Van begrip en toepassing.
- Van toepassing en analyse.
- Van kennis en interpretatie.
-
Wat maakt het werken met affectieve leerdoelen zo complex?
- Het is tijdrovend. Voor cognitieve leerdoelen blijft dan maar weinig tijd over.
- Onder docenten bestaat veel wantrouwen tegenover pogingen om de houding van leerlingen te beïnvloeden.
- Er zijn weinig betrouwbare instrumenten om vast te stellen in welke mate dat soort doelen behaald zijn.
- De houding van middelbare scholieren tegenover een vak als geschiedenis is nauwelijks te beïnvloeden.
-
Hieronder staan drie beproefde middelen om te differentiëren in leerdoelen van geschiedenisonderwijs. Bij welk antwoord is daar géén sprake van?
- Verschil aanbrengen in de hoeveelheid lestijd die aan de leerstof besteed wordt.
- Verschil aanbrengen in de omvang van de leerstof.
- Verschil aanbrengen in de moeilijkheidsgraad van de leerstof.
- Verschil aanbrengen in het beoogde beheersingsniveau van de leerstof.
-
Welke uitspraak over leerdoelen en differentiatie is juist?
- Leerlingen die veel bezig zijn met toepassing, analyse en synthese doen weinig historische kennis op.
- Hogere denkvaardigheden als toepassing, analyse en synthese zijn voor veel vmbo-leerlingen niet haalbaar.
- In hogere schooltypen als havo en vwo werk je als geschiedenisleraar per definitie met meer leerdoelen (per blok) dan in het vmbo.
- Divergerende leerdoelen lenen zich beter voor differentiatie dan convergerende leerdoelen.
-
Orden de volgende leerdoelen in oplopende graad van moeilijkheid. Welk antwoord geeft de goede ordening?
1 De leerling kan in eigen woorden uitleggen welke vier factoren bijdroegen tot het ontstaan van het nationalisme in Indonesië in de periode 1900-1940.
2 De leerling kan vier oorzaken noemen voor de opkomst van het nationalisme onder de inheemse bevolking van Indonesië in de periode 1900-1940.
3 De leerling kan het ontstaan van nationalisme in Indonesie in de periode 1900-1940 verklaren en in verband brengen met belangrijke ontwikkelingen uit de tijd van de wereldoorlogen.
4 De leerling kan een samenhangende verklaring geven voor de opkomst van het nationalisme in het Indonesië van 1900-1940.- 1, 2, 3, 4
- 2, 1, 3, 4
- 2, 1, 4, 3
- 1, 4, 2, 3
-
Wat is, uit didactisch oogpunt, de juiste volgorde van vragen bij het voorbereiden van een les (of lessenserie)?
1 Welke werkvorm ga ik gebruiken?
2 Welke leerstof behandel ik?
3 Welke leermiddelen heb ik nodig?
4 Welke leeractiviteiten zijn nodig?
5 Welke leerdoelen formuleer ik?- 1, 5, 2, 3, 4
- 2, 1, 5, 4, 3
- 5, 2, 1, 4, 3
- 2, 5, 4, 1, 3
-
Dit hoofdstuk in het boek krijgt van de auteurs de titel 'Keuzes maken' mee. Waar doelen zij op met die titel?
- Een goede geschiedenisleraar steekt niet zomaar van wal. Hij bedenkt vooraf wat hij wil bereiken en wat daarvoor nodig is.
- Bij geschiedenis zijn kerndoelen en eindtermen zo algemeen dat de leraar ze helemaal zelf zal moeten interpreteren.
- Bij geschiedenis zijn kerndoelen en eindtermen zo omvangrijk dat de leraar zal moeten kiezen om uit te komen met de beperkte lestijd.
- Een goede geschiedenisleraar kijkt wat leerlingen aankunnen en kiest er dan voor om bepaalde kerndoelen over te slaan.