Op een van de eerste bladzijden van een geschiedenisboek staat de onderstaande afbeelding. Welk commentaar zou je daar als geschiedenisleraar op geven?
Eigenlijk hoort dit niet in een geschiedenisboek thuis, aangezien geschiedenis gaat over de ontwikkeling van de menselijke cultuur.
Dit is een manier om tijdsbesef te kweken. Het gaat immers om een ontwikkeling van miljoenen jaren.
Zo leert de leerling goed in te zien hoe het leven op aarde zich heeft ontwikkeld.
Dinosaurussen en dergelijke spreken altijd tot de verbeelding. Dit is een goede manier om leerlingen voor ons vak te motiveren.
In welke van de volgende uitspraken heeft het woord 'geschiedenis' de betekenis van 'verleden werkelijkheid' in plaats van die van 'beeld van het verleden'?
De geschiedenis van de burgeroorlog speelt een belangrijke rol in het bewustzijn van de Amerikanen.
De belevenissen van Columbus op zijn reis over de Atlantische Oceaan vormen een boeiende geschiedenis.
Van 1980 tot 1985 studeerde hij geschiedenis.
Als Luther in 1517 zijn stellingen niet had gepubliceerd, had de geschiedenis een andere loop genomen.
Het vak geschiedenis wordt gewoonlijk in een aantal gebieden ingedeeld. Welke van de volgende vier hoort daar NIET bij?
Het bestuurlijk-politieke terrein.
Het cultureel-mentale terrein.
Het sociaal-culturele terrein.
Het economisch-sociale terrein.
De industriële revolutie is de overgang tussen twee maatschappijtypen. Er zijn nog drie andere revoluties die daarmee vergelijkbaar zijn. Welke hoort daar NIET bij?
De urbane revolutie.
De technologische revolutie.
De burgerlijk-democratische revolutie.
De neolithische revolutie.
Welke van de onderstaande vier hoort bij de kennisvorm 'gebeurtenissen'?
De oprichting van de V.O.C.
Het ontstaan van de parlementaire democratie in Nederland.
De ondergang van het West-Romeinse Rijk.
De Europese overzeese expansie.
Dit schilderij van de schilder Johannes Jelgerhuis uit 1820 stelt voor: 'De boekwinkel van Pieter Meijer Warnars te Amsterdam'. Welke kennisvorm zou je met zo'n afbeelding kunnen ondersteunen?
Kennis van ontwikkelingen.
Kennis van verschijnselen.
Kennis van personen.
Kennis van gebeurtenissen.
Welke vraag zou je in elk geval moeten stellen bij het aan de orde stellen van ontwikkelingen?
De vraag naar structuren.
De vraag naar kenmerken.
De vraag naar exacte dateringen.
De vraag naar continuïteit.
Welke kennisvormen zijn van belang als het gaat om personen?
Gebeurtenissen en verschijnselen.
Alle drie: gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen.
Ontwikkelingen en gebeurtenissen.
Verschijnselen en ontwikkelingen.
Waarom is het belangrijk dat leerlingen aan het geschiedenisonderwijs een hoeveelheid oriëntatiekennis overhouden?
Omdat dat kan dienen als een referentiekader dat ze nodig hebben om te kunnen deelnemen aan de samenleving.
Omdat dat goed is voor hun algemene ontwikkeling.
Omdat het leren van feiten een van de belangrijkste doelen van het geschiedenisonderwijs is.
Omdat ieder ontwikkeld mens toch minstens wel van bepaalde historische feiten gehoord moet hebben.
Welk feit van onderstaande vier zou je willen rekenen tot voor iedereen nodige oriëntatiekennis?
1848 Karl Marx en Friedrich Engels publiceren het Communistisch Manifest.
1727 Begin van de regering van koning George II van Engeland.
1912 Het Britse Lagerhuis neemt een wet aan die Home Rule (eigen bestuur) regelt voor Ierland.
1648 Opstand van de Fronde tegen het gezag van Lodewijk XIV.
Welk begrip van de volgende vier begrippen is het meest abstract?
Migratie.
Wapenwedloop.
Politiek.
Terreur.
Welk van de volgende woorden is een sleutelbegrip?
Irredentisme.
Impressionisme.
Investituurstrijd.
Imperialisme.
Welk van de volgende woorden is een sleutelbegrip?
Enclosure.
Escalatie.
Eforen.
Empire-stijl.
Welk van de volgende begrippen hoort niet bij de andere drie?
Periode.
Continuïteit.
Oorzaak.
Tijdvak.
Uit hoeveel verschillende categorieën van historisch redeneren zijn de volgende begrippen afkomstig: relevantie, monocausaliteit, aanleiding, objectiviteit.