Oefeningen
-
Wat voor tekstsoorten tref je op deze schoolboekpagina aan?
Uit Memo 1 havo/vwo, p. 81.-
A = illustratieve tekst
B = leerstoftekst
C = primaire bron -
A = secundaire bron
B = instructietekst
C = primaire bron -
A = verhalende tekst
B = leerstoftekst
C = secundaire bron -
A = secundaire bron
B = illustratieve tekst
C = verhalende tekst
-
A = illustratieve tekst
-
Een leraar geeft les over de betekenis van de Nijl in het oude Egypte. Hij wil de stof voor zijn brugklasleerlingen verlevendigen. Welke tekst kan hij daarvoor het beste gebruiken?
TEKST A:
Na elke overstroming liet de rivier een vruchtbaar laagje modder achter. Daardoor was de grond langs de Nijl erg geschikt voor landbouw. Op de vruchtbare akkers groeiden graan, fruit en groenten. Egypte is een erg droog en warm land waar het haast nooit regent. Maar dankzij de rivier was er toch altijd genoeg water om alles te laten groeien. Op verschillende manieren zorgde de Nijl dus meestal voor een overvloed aan voedsel in Egypte.
TEKST B Een Oud-Egyptisch gedicht:
Ik groet u, NijI, die komt om aan Egypte het leven te schenken. U geeft de velden water, die Amon heeft gemaakt. Zo kan het vee blijven leven. U zorgt ervoor dat het graan kan groeien. Als de NijI lui is, heeft iedereen honger. Miljoenen sterven dan. Het geheim van de NijI is niet te begrijpen. Niemand weet waar hij vandaan komt.
TEKST C:
Het oude Egypte omvat het ongeveer 1000 kilometer lange, maar nergens meer dan 20 km brede Nijldal vanaf Aswan stroomopwaarts met inbegrip van de delta. Het regent er zelden en de grote vruchtbaarheid is dan ook geheel afhankelijk van de rivier, die ieder jaar van juni tot oktober het omringende land overstroomt en vruchtbaar slik achterlaat. Om het Nijlwater ten volle te benutten en de kunstmatige bevloeiing te regelen, is een stevige greep op het gehele land nodig alsmede de vestiging van dorpen temidden van het akkerland. Naar oost en west wordt het land afgesloten door brede woestijngordels met maar enkele oasen, naar het noorden door de in die tijd geen havens kennende kust. Hierdoor is het oude Egypte uitstekend beschermd tegen vijandelijke invallen van grote omvang.
- Geen van drie. Deze teksten zijn stuk voor stuk te moeilijk voor brugklasleerlingen.
- Tekst B.
- Tekst A.
- Tekst C.
-
Kenmerken van toegankelijke leerstofteksten zijn:
1 gebruik van spreektaal
2 gebruik van actieve taal
3 stellen van vragen/problematiseren
4 denkende, handelende, sprekende personen
5 verbanden in de tekst worden op concreet niveau uitgelegd.
Aan welke kenmerken voldoet deze leerstoftekst over de Russische revolutie?
De laatste tijd gebeurt er bijna elke dag wel iets belangrijks. Een maand geleden was er door de oorlog haast geen eten meer te krijgen. Er braken rellen uit. Zo begon de revolutie. Het parlement en het leger weigerden de keizer verder nog te gehoorzamen. Kort daarna trad hij af. Sindsdien zijn de parlementsleden aan de macht. Ze hebben besloten dat er verkiezingen komen. Ook hebben ze voor extra boter, meel en melk gezorgd. Met Pasen kunnen de mensen dus eindelijk weer iets lekkers eten. En vandaag komt Lenin met de trein aan. Hij is de leider van de communisten en heeft jarenlang als vluchteling in het buitenland gewoond. Voor het station staan wel duizenden mensen te wachten, vooral arbeiders, soldaten en matrozen. De meesten weten niet hoe Lenin eruit ziet. Opeens klinkt er geschreeuw. Een kale man met een puntbaard klimt op een tank. Rondom hem worden rode vlaggen in de lucht gestoken. Dat moet hem zijn! Lenin begint een toespraak te houden: 'Weg met de afschuwelijke oorlog! Onmiddellijk vrede!' Dat is een nieuw geluid; geen enkel parlementslid heeft dat ooit gezegd. De mensen luisteren aandachtig en hoopvol. Van hem hebben ze meer te verwachten dan van de nieuwe regering.
Uit: Chronoscoop 2 (1993), p. 76.- De tekst voldoet aan alle kenmerken.
- De tekst voldoet aan alle kenmerken, behalve aan 3.
- De tekst voldoet alleen aan kenmerk 1 en 4.
- De tekst voldoet alleen aan kenmerk 1 en 2.
-
Een toespraak van Mussolini met opdrachten voor leerlingen. Welke uitspraak over dit lesmateriaal is juist?
'Zolang het nodig zal zijn, zullen wij de schedels van onze tegenstanders meer of minder zachtjes blijven aaien, dat wil zeggen, tot de waarheid tot hun hersens is doorgedrongen. Een patrouille fascisten, die vervuld is van agressiviteit, zal het parlement binnengaan. En zij zullen tegen de socialisten van de hele dierentuin zeggen: als jullie proberen ons werk en het werk van de natie te saboteren, dan zullen wij jullie hier en ergens anders op fascistische manier de beenderen breken. Wat mij betreft, ik ben er steeds sterker van overtuigd dat men voor het welzijn van Italië een dozijn parlementariërs zou moeten doodschieten, en minstens een paar ex-ministers naar de gevangenis moet zenden. Dat niet alleen, maar ik geloof hoe langer hoe meer dat het parlement in Italië een pestbuil is die het bloed van de natie vergiftigt. Men dient het uit te roeien.'
- Wanneer kwam Mussolini aan de macht?
- Hoe noemen we de beweging waar hij leider van werd?
- Wie zag Mussolini als zijn vijanden?
- Wat wilde hij met de democratie?
- Leg uit hoe hij de democratie om zeep hielp.- Leerlingen leren aan de hand van dit materiaal hoe je zelf conclusies uit bronnen kunt trekken.
- Dit materiaal dwingt leerlingen om zich in de ideeën van Mussoloni en het fascisme in te leven.
- Dit materiaal draagt weinig bij tot het leren omgaan met bronnen. De toespraak wordt namelijk niet als historische bron gebruikt.
- Leerlingen leren aan de hand van dit materiaal bronnen op juiste waarde te schatten.
-
Omstreeks 700 trok Bonifatius door het tegenwoordige Duitsland om het christendom te verspreiden. Over zijn bekeringsijver aldaar staat in een middeleeuwse bron:
‘Bonifatius trok door de gebieden van vele volken. Tenslotte kwam hij in het gebied van de Hessen terug, waar hij al eerder geweest was. In die tijd werden vele Hessen christen. Maar anderen weigerden de onschendbare waarheid van het echte geloof aan te nemen. Sommigen offerden zelfs nog in het geheim aan bomen en bronnen. Op aanraden van mensen die al christen waren geworden, waagde Bonifatius het om een reusachtige eik om te hakken, die naar de heidense god Donar vernoemd was. Toen hij moedig de eerste slagen tegen de boom richtte, vervloekten de aanwezige heidenen hem. Maar nauwelijks had hij een paar slagen tegen de boom gericht, of de geweldige eik werd heen en weer geschud, stortte neer en barstte in vier stukken. Toen de heidenen dit zagen, veranderden zij geheel en al: zij prezen God en geloofden in hem. Toen bouwde Bonifatius van het hout van de boom een kapel, en hij wijdde deze aan de heilige Petrus.'
Hieronder staan vier vragen. Welke vraag dwingt leerlingen deze tekst ècht als historische bron te gebruiken?- Waarom trok Bonifatius door het gebied van de Hessen?
- Is dit echt zo gebeurd? Bekeerden de Hessen zich doordat hun eik op wonderbaarlijke wijze in vier stukken barstte?
- Leefde Bonifatius in het tijdvak van monniken en ridders of in het tijdvak van steden en staten?
- Waarin verschillen middeleeuwse bronnen van oudheidkundige bronnen?
-
Wat voor ordening is kenmerkend voor hedendaagse leerstofteksten?
- Een chronologisch-causale ordening.
- Een uniek-generieke ordening.
- Een diachronische ordening.
- Een regressieve ordening.
-
Leerstofteksten moeten toegankelijk zijn en leerlingen aanspreken. Welke methode om dat te bereiken is gegeven de praktijk het meest haalbaar?
- Vervang leerstofteksten geheel door aanschouwelijke en spannende verhalen.
- Vervang leerstofteksten geheel door visueel materiaal. Confronteer leerlingen met beelden in plaats van woorden.
- Wissel zakelijke mededelingen in leerstofteksten af met meer verhalende elementen.
- Laat leerlingen steeds samenvattingen maken van leerstofteksten.
-
Wat is vanuit geschieddidactisch oogpunt de meest bruikbare omschrijving van (geschreven) bronnen?
- 'Bronnen zijn teksten over het verleden.'
- 'Bronnen zijn primaire teksten die in authentieke vorm aan het verleden ontleend zijn.'
- 'Bronnen zijn interpretaties van historici.'
- 'Bronnen zijn teksten die antwoord geven op historische vragen.'
-
Wat zijn specifieke redenen om met bronnen te werken? Kies uit:
1 Bronnenonderzoek biedt de mogelijkheid tot producerend, activerend leren.
2 Bronnenonderzoek leert leerlingen dat de geschiedenis niet 'vastligt', maar het resultaat is van interpretaties.
3 Het werken met bronnen verhoogt het leerrendement.
4 Bronnen bieden meer informatie dan 'gewone' teksten over geschiedenis.
5 Het werken met bronnen kan motiverend zijn voor leerlingen.- Alleen reden 1, 2 en 5.
- Alle redenen.
- Alleen reden 2 en 5.
- Alleen reden 1 en 2.
-
Wat zijn geen specifieke problemen die zich bij het formuleren van vragen kunnen voordoen?
1 vragen die een letterlijk antwoord van de leerlingen verlangen
2 vragen met moeilijke termen, zinsneden of gezegden
3 vragen waarvan de formulering nodeloos ingewikkeld is
4 vragen die geen toelichting van leerlingen verlangen
5 vragen waarvan niet duidelijk is wat van de leerlingen wordt verwacht
6 vragen die te lang en inefficiënt geformuleerd zijn
7 vragen die gaan over stof die leerlingen het jaar daarvoor hebben gehad- Punt 1, 4 en 7.
- Punt 1, 4, 5 en 6.
- Alle genoemde punten zijn kenmerkend voor de problemen die zich bij het formuleren van vragen kunnen voordoen.
- Punt 6 en 7.
-
Deze vragen zijn bedoeld voor 2 vmbo-leerlingen. Welke is technisch (dus niet inhoudelijk) goed en duidelijk voor deze doelgroep geformuleerd?
- Columbus wilde Indië via een westelijke route bereiken en hoewel hij daar niet in is geslaagd, kun je zijn onderneming toch een succes noemen. Verklaar dat.
- Noem de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog.
- In welk jaar vond de Beeldenstorm plaats?
- Verklaar het ontstaan van het Cultuurstelsel dat in Nederlands-Indië werd ingevoerd.
-
Deze vragen zijn bedoeld voor 4-vwo-leerlingen. Welke is technisch (dus niet inhoudelijk) goed en duidelijk voor deze doelgroep geformuleerd?
- Met de 'Vietnamiseringspolitiek' van Nixon raakte de Vietnamese bevolking van de regen in de drup. Leg dit uit.
- Beschrijf hoe het feodale systeem in de praktijk werkte.
- Waarom wilde Japan delen van Azië veroveren?
-
In 1830 begon de Belgische opstand.
a Wat was de aanleiding van deze opstand? Licht de aanleiding toe.
b Noem twee dieperliggende oorzaken van de opstand. Licht ze toe.
-
Als je wilt weten of een tekst geschikt is om in de les te gebruiken, dan kun je letten op de volgende punten:
1 structuur (goede opbouw vanuit een probleem of vraag)
2 relaties tussen zinnen (expliciet aangegeven)
3 taalgebruik (nieuwe en moeilijke begrippen, metaforen, etc.)
4 moeilijkheidsgraad (lange zinnen, complexe zinnen, passief taalgebruik)
Beoordeel op grond van deze punten of de onderstaande tekst geschikt is voor gebruik in een 3-havo-klas.
Waar je ook loopt in Berlijn, overal kom je het explosieve verleden van Duitsland tegen. Midden in de stad staat bijvoorbeeld de zogenaamde 'overwinningszuil', die al van veraf te zien is. Op 2 september 1873 werd de glanzende zuil opgericht ter herinnering aan de overwinning op de Fransen. Pikant detail: de 'Siegessäule' is opgebouwd uit honderden vergulde kanonslopen van buitgemaakt Frans oorlogsmaterieel. Bij de inwijding sprak een geestelijke trots: 'Een verheven en groot monument, zoals geen ander volk bezit.'
In 1815 bestond het Duitse Rijk nog uit meer dan 35 verschillende koninkrijkjes en vorstendommen, 66 jaar later was de Duitse eenheid een feit. De eenwording was vooral het werk van Pruisen geweest. Onder leiding van deze grootste Duitse staat was in 1870-1871 de oorlog tegen Frankrijk gewonnen. In Versailles, een plaatsje bij Parijs, moest Frankrijk een vernederend vredesverdrag tekenen. Niet alleen verloor het de provincie Elzas-Lotharingen, maar tot overmaat van ramp besloten de Duitsers ook nog om op Franse bodem de Duitse eenheid uit te roepen en hun keizer te kronen. Vanaf dat moment was het niet verwonderlijk dat Frankrijk en Duitsland aartsvijanden waren.
Aangezien Pruisen de belangrijkste en machtigste staat was, werd de Pruisische koning Wilhelm I keizer. Hij koos Otto von Bismarck als zijn kanselier. In 1871 werd Wilhelm I tot keizer gekroond in Versailles, in aanwezigheid van Bismarck.
Duitsland was een bondsstaat, waarin de afzonderlijke lidstaten een deel van hun invloed afstonden aan de landsregering. Het keizerrijk kreeg ook een parlement, maar desondanks moest Bismarck weinig hebben van de democratie. Voor hem stond het belang van Pruisen en dan met name van de Pruisische adel voorop. Vanwege zijn talloze politieke successen werd Bismarck het symbool van de Duitse machtsstaat. Door buitenlandse diplomaten werd hij met respect bejegend.
In 1890 ontsloeg keizer Wilhelm II Bismarck onverwachts. Dankzij Bismarck had het Duitse keizerrijk aanzien en macht verkregen, maar Wilhelm wilde meer. Hij had grootse plannen met Duitsland en verlangde naar een 'Platz an der Sonne' net als de andere Europese staten: koloniale bezittingen in de tropen. Bismarck had deze keizerlijke aspiraties altijd afgewezen. De keizer wilde echter niet luisteren en gaf opdracht tot de bouw van een grote oorlogsvloot die de Engelse moest evenaren. Deze agressieve politiek zorgde voor politieke spanningen. Ongerust en argwanend beluisterden de andere Europese leiders de uitdagende taal van de keizer, hoewel ook zij in hun redevoeringen de bestaande spanningen graag opklopten. De spanningen liepen zo hoog op dat iemand de periode na 1900 omschreef als een 'dans aan de rand van de afgrond'. Een uitbarsting leek onvermijdelijk. In 1914 brak de oorlog inderdaad uit en het was een ware 'Sprung ins dunkle'. Niet alleen Duitsland, ook Frankrijk, Engeland en de andere oorlogvoerende partijen hadden hun militaire vermogen veel te optimistisch ingeschat. Vier jaar later lag Europa in puin en was Duitsland verslagen.
Uit: Duitsland en Europa 1945-2000. De Nieuwe Studiegids 2000-2001, p. 8-9.- Ja, deze tekst is zonder meer te gebruiken in een 3-havo-klas.
- Nee, deze tekst is niet geschikt voor 3-havo-leerlingen. Ook de structuur is niet duidelijk genoeg.
- Als je als docent zelf de tekst voorleest, is zij wel te gebruiken.
- De tekst is niet geschikt omdat zij op sommigen zaken diep ingaat en op andere zaken juist heel oppervlakkig. Zo zou er meer uitgelegd moeten worden over de Eerste Wereldoorlog.
-
Welke vraagtypen zijn (meer) gericht op translatie, welke (meer) op interpretatie?
1 Leerlingen laten beschrijven wat er zou gebeuren als x of y optrad.
2 Leerlingen tussenkopjes laten maken.
3 Leerlingen tekstpassages in eigen woorden laten navertellen.
4 Leerlingen de bedoeling en partijdigheid van de schrijver laten vaststellen.
5 Leerlingen informatie in een schema laten onderbrengen.-
Translatie: 1, 2, 3
Interpretatie: 4, 5 -
Translatie: 3, 4, 5
Interpretatie: 1, 2 -
Translatie: 2, 3, 4, 5
Interpretatie: 1 -
Translatie: 2, 3, 5
Interpretatie: 1, 4
-
Translatie: 1, 2, 3
-
Twee vragenreeksen bij een toespraak van Stalin ter gelegenheid van de voltooiing van het eerste vijfjarenplan in 1932. De ene reeks is eenvoudiger (bedoeld voor leerlingen van een lager niveau) dan de andere. Welke is dat? En waardoor komt dat?
TOESPRAAK STALIN:
'Wat waren de krachten die voor ons deze grote overwinning hebben verzekerd? In de eerste plaats waren dat de activiteit, de zelfopoffering, het enthousiasme en de ondernemingszin van de miljoenen tellende massa's arbeiders en kolchozboeren. Samen met de ingenieurs en de technische krachten hebben zij een kolossale energie ontplooid ter ontwikkeling van socialistische wedijver en stootarbeid.
In de tweede plaats was het de straffe leiding van de partij en van de regering, die de massa's opriep voorwaarts te gaan en die alle moeilijkheden heeft overwonnen. En in de derde plaats was het de bijzonder goede kwaliteit van de communistische economie, beter dan andere economische systemen, een economie die kolossale mogelijkheden heeft om moeilijkheden te overwinnen.'
VRAGENREEKS 1
1 Stalin noemt drie 'krachten' die voor het succes van het eerste vijfjarenplan hebben gezorgd: het volk, de partij en de economie van de Sovjet-Unie. Leg kort uit wat deze 'krachten' hebben gedaan.
2a Stalin zegt dat alle arbeiders en kolchozboeren enorm 'enthousiast' en 'actief' waren. Denk je dat hij gelijk heeft of dat hij een beetje overdrijft? Leg je antwoord uit.
b Kun je als feit aannemen dat alle arbeiders en boeren enthousiast waren en zichzelf helemaal voor het vijfjarenplan opofferden?
3 De toespraak van Stalin is een goed voorbeeld van propaganda. Leg uit waarom.
VRAGENREEKS 2
1 Vat in je eigen woorden kort samen welke drie factoren volgens Stalin tot het succes van het eerste vijfjarenplan hebben geleid.
2 Welke van die drie factoren zou je als feit willen beschouwen? Leg je antwoord uit.
3 Zou je de toespraak van Stalin als propaganda willen beschouwen? Leg je antwoord uit.- De eerste reeks is eenvoudiger. Dat komt doordat de opbouw van translatie naar interpretatie stapsgewijzer en 'geslotener' verloopt dan bij de tweede reeks.
- De tweede reeks is eenvoudiger omdat meer gebruik wordt gemaakt van translatie.
- De eerste reeks is eenvoudiger omdat er geen interpretatievragen worden gesteld.
- De tweede reeks is eenvoudiger omdat er minder vragen worden gesteld; de leerling gaat direct op het doel af: het onderkennen van de propagandistische bedoeling van de toespraak.