Wat is de belangrijkste reden om leerlingen leerstof actief te laten verwerken?
Actieve verwerking bevordert hun motivatie voor het vak.
Actieve verwerking is een voorwaarde om kennis blijvend op te slaan.
Actieve verwerking leidt tot minder afhankelijkheid van de docent.
Actieve verwerking leidt tot minder afhankelijkheid van het schoolboek.
Effectief leren vindt vooral plaats als het denken van leerlingen 'zichtbaar' wordt gemaakt. Wat zijn goede methoden om het denken van leerlingen zichtbaar te maken?
1 Leerlingen laten samenwerken. 2 Een onderwijsleergesprek met leerlingen voeren. 3 Iets uitleggen (doceren). 4 Leerlingen een meerkeuzetoets laten maken. 5 Leerlingen opdrachten uit het werkboek laten maken en deze door henzelf laten nakijken.
1, 2 en 3 wel, 4 en 5 niet.
2 en 4 wel, 1, 3 en 5 niet.
1 niet, 2, 3, 4 en 5 wel.
1 en 2 wel, 3, 4 en 5 niet.
Leren verloopt in drie fasen. Wat is de meest logische volgorde?
1 Kennis verwerven en integreren. 2 Kennis verdiepen en uitbreiden. 3 Kennis zinvol gebruiken.
1 Kennis zinvol gebruiken. 2 Kennis verwerven en integreren. 3 Kennis verdiepen en uitbreiden.
1 Kennis verdiepen en uitbreiden. 2 Kennis verwerven en integreren. 3 Kennis zinvol gebruiken.
1 Kennis verwerven en integreren. 2 Kennis zinvol gebruiken. 3 Kennis verdiepen en uitbreiden.
Bij het verwerven en integreren van kennis (fase 1 van het leren), zijn drie stappen te onderscheiden. Bij welke stap(pen) is het gebruik van een 'woordveld' erg effectief?
Bij stap 1: Betekenis geven aan de nieuwe informatie.
Bij stap 2: De nieuwe informatie organiseren.
Bij stap 3: Onthouden van nieuwe informatie.
Bij stappen 2 en 3: Organiseren en onthouden van nieuwe informatie.
Bij welke fase van het leren zouden de volgende denkvaardigheden een rol moeten spelen?
Zowel bij het verwerven als bij het verdiepen van kennis.
Wat zijn voorwaarden om samenwerkend leren succesvol te laten verlopen?
1 Tussen de groepsleden moet interactie plaatsvinden. 2 De groepsleden moeten ongeveer op hetzelfde (cognitieve en affectieve) niveau zitten. 3 De docent moet zoveel mogelijk op de achtergrond blijven. Zijn inbreng moet minimaal zijn. 4 Ieder groepslid moet een eigen inbreng hebben, die gecontroleerd kan worden. 5 De groepsleden moeten elkaar nodig hebben voor een goed resultaat.
1 en 2 zijn voorwaarden, 3, 4 en 5 niet.
4 en 5 zijn voorwaarden, 1, 2 en 3 niet.
1, 4 en 5 zijn voorwaarden, 2 en 3 niet.
1, 2 en 5 zijn voorwaarden, 3 en 4 niet.
Stel dat een docent lesgeeft over de Industriële Revolutie. Wat is dan een effectieve techniek om te zorgen dat leerlingen de stof onthouden?
De leerlingen een 'woordveld' of 'mind map' van het begip Industriële Revolutie laten maken.
Leerlingen de Industriële Revolutie in Engeland laten vergelijken met die in Nederland.
Het onderwerp koppelen aan typerende, veelzeggende beelden.
Check-in-duo's: Leerlingen in tweetallen antwoorden op vragen laten uitwisselen.
Stel dat leerlingen aan de hand van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hebben geleerd een aanleiding van (dieperliggende) oorzaken te onderscheiden. De docent wil dat ze hun kennis over aanleiding en oorzaken verder verdiepen en uitbreiden. Welke opdracht is voor dat doel het meest geschikt?
Stel, Franz-Ferdinand was niet vermoord. Schrijf in ongeveer tweehonderd woorden wat er gebeurd zou zijn in de zomer van 1914.
De moord op Franz-Ferdinand was de aanleiding tot het uitbreken van de oorlog. Leg dat uit.
Beschrijf in eigen woorden wat het verschil tussen aanleiding en oorzaak is.
De aanleiding is altijd de laatste oorzaak. Of: de oorzaak die onmiddellijk aan de gebeurtenis voorafgaat. Is dat ook zo bij de moord op Franz-Ferdinand?
Een docente wil dat haar leerlingen in groepjes de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog bestuderen. Ze onderscheidt vier oorzakelijke complexen: bondgenootschappen, militarisme, nationalisme, imperialisme. Welke samenwerkingsvorm kan het best gebruikt worden?
Check-in-duo's.
Denken-delen-uitwisselen.
Drie-stappeninterview.
Expertmethode.
Wat zijn de verdiensten van 'kaartjesopdrachten'?
1 Ze zijn erg geschikt om leerlingen te leren historisch te redeneren (zoals het construeren van causale verbanden). 2 Ze maken abstracte redeneringen tastbaar en daardoor beter bespreekbaar. 3 Ze maken het denken van leerlingen zichtbaar. 4 Ze maken duidelijk dat 'geschiedenis' een constructie van losstaande feiten is.
1 en 2 zijn verdiensten, 3 en 4 niet.
2 en 3 zijn verdiensten, 1 en 4 niet.
2, 3 en 4 zijn verdiensten, 1 is dat niet.
Alle vier zijn verdiensten.
Welk lesdoel kan goed verwezenlijkt worden door middel van een kaartjesopdracht?
De leerling kan drie verschillen noemen tussen katholieke en protestantse kerken.
De leerling kan de onderlinge verwevenheid tussen de oorzaken van de economische crisis van 1929 aantonen.
De leerling kan uitleggen waarom de Romeinen de goden van de Grieken overnamen.
De leerling kan vier oorzaken noemen van de Franse Revolutie van 1789.
Bovenbouwleerlingen krijgen de opdracht om bij elk van de tien tijdvakken een typerende gebeurtenis, ontwikkeling of verschijnsel te zoeken. Ze doen dat in groepjes van drie. De docent wil dat alle leerlingen zien hoe de groepjes te werk zijn gegaan. Welke verwerkingsvorm is daar het meest geschikt voor?
Het houden van een beeldpresentatie.
Het voeren van een klassengesprek.
Werken met expertgroepen.
Het maken van een kaartjesopdracht.
Een fragment uit een les over de Tweede Wereldoorlog. Om wat voor type gesprek gaat het hier?
Docente: 'Dus uit wraak begon Churchill Duitse steden te bombarderen. Dresden, Hamburg... er bleef helemaal niets meer van over. Tienduizenden mensen kwamen om, vaak onschuldige mensen, vrouwen, bejaarde mannen, kinderen... In het boek staat dat plaatje van verbrande mensen in een straat. Vreselijk.' Leerling 1: 'Maar wel eigen schuld. Londen werd toch ook gebombardeerd? Vielen daar dan geen slachtoffers?' Docente: 'Ja, dat was ook zo. De Duitsers waren begonnen.' Leerling 2: 'Maar dat je onschuldige mensen vermoordt met bommen, dat is toch nooit goed?' Leerling 3: 'Wel als je wraak wilt nemen. Ik snap wel waarom die Engelsen dat deden. Moet je kijken hoeveel joden die nazi's hebben vermoord.' Leerling 2: 'Maar wisten die bejaarden in Dresden daarvan? Hadden zij dat gedaan? Ik denk het niet.' Leerling 4: 'Iedereen wist dat natuurlijk in Duitsland. En ze deden er niets tegen. Foute lui.' Leerling 5: 'Ach, dat maakt allemaal niet uit. De Engelsen wilden gewoon een eind aan de oorlog maken.' Docente: 'Hoe dan, wat bedoel je?' Leerling 5: 'Ze hoopten natuurlijk dat de Duitsers tegen Hitler in opstand zouden komen.' Docente: 'Maar het tegenovergestelde gebeurde, de bevolking werd alleen maar koppiger.' Leerling 2: 'Vind je het gek, als je alles verliest. Nee, wraak nemen met zoveel geweld, dat lost niets op...'
Om een onderwijsleergesprek.
Om een discussie.
Om een klassengesprek.
Om een debat.
Met welke leeractiviteit houden leerlingen die een historisch kwartetspel maken zich vooral bezig?